18 JULI 1934.
343
dan ook den wensch uit, dat het voorstel bij de Regeering
succes moge hebben. Om de mogelijkheid van dit succes
te vergrooten, zou ik willen wijzen op Zwolle, waar door
den Gemeenteraad ook een dergelijk verzoek aan de Regeering
is gedaan, voor welk verzoek de Burgemeester van Zwolle
persoonlijk in Den Haag gepleit heeft en wel met succes.
Namens de R. K. Raadsfractie zou ik den Voorzitter,
den Burgemeester, willen verzoeken, of hij dit ook voor
Breda wil doen. Den Haag is voor onzen Burgemeester
geen onbekend terrein en een beter pleitbezorger kunnen
wij niet hebben.
De heer MEIJVIS releveert, dat zijn fractie, blijkens
haar voorstel, reeds op 4 Juli 1.1. tot de overtuiging was
gekomen, dat de uitkeeringen der nieuwe steunregeling te
laag waren. Zij heeft daarom aan dat voorstel direct ver
bonden een verzoek om den Raad zoo spoedig mogelijk
bijeen te roepen tot behandeling van het ministerieel schrijven
betreffende de steunverleening. Het inzicht van Spr. en zijn
fractiegenooten in deze is toch wel juist gebleken, al werd
er in de vergadering van 26 Juni 1.1. gezegd, dat het voeren
van actie tegen de nieuwe steunregeling slechts beteekenis
had als een mooie geste voor de publieke tribune. Ook
hier zijn de meeste steuntrekkenden door de nieuwe regeling
zeer sterk gedupeerd. Na een berekening te hebben gemaakt,
zijn ook Burgemeester en Wethouders tot de overtuiging
gekomen, dat evenals Spr.'s fractie reeds op 4 Juli 1.1.
had voorgesteld er bij den betrokken Minister op aan
gedrongen dient te worden, dat Breda, in plaats van in de
vierde klasse, in de derde klasse wordt ingedeeld. Ook de
R. K. Werkliedenvereeniging ,,St. Petrus" is, blijkens haar
adres, dezelfde meening toegedaan. Nu ieder het op dit
punt eens blijkt te zijn, gelooft Spr., dat zijn fractie het
verzamelde materiaal, dat zeer sterk is, beter kan bewaren
om het op een andere plaats te gebruiken hij zal er den
Raad dan ook niet mede vermoeien. Alleen wil hij opmerken,