344
18 JULI 1934.
dat, indien de nieuwe steunregeling inderdaad zoo toe
gepast zou moeten worden als thans geschiedt, er dan groot
gebrek, zelfs aan brood en klompen, zal ontstaan in de
gezinnen der steuntrekkenden.
Spr. geeft ten slotte in overweging, niet, zooals door den
heer Loon en es, wordt voorgesteld, den Burgemeester
alleen naar den Minister te laten gaan, doch evenals
ook in andere gemeenten is geschied hem te doen ver
gezellen door twee leden van den Raad.
Den heer BROOS is het opgevallen, dat er twee punten
zijn, die de nieuwe steunregeling ongunstig beïnvloeden,
namelijk 1°. de nieuwe bepaling omtrent den huurtoeslag,
waardoor deze niet meer de geheele huur boven f 3,zal
bedragen, maar slechts 2/s daarvan, en 2°. de bepaling, dat
zij, die in 1935 uitgetrokken zullen geraken, na dit ook het
vorig jaar te zijn geweest, niet meer steun als uitgetrokkenen
zullen ontvangen gedurende 24 weken (gehuwden en kost
winners) en 18 weken (kostgangers), doch respectievelijk
13 en 9 weken. Spr. heeft nagegaan, of de nieuwe regeling
bepaald ongunstig is voor de groote gezinnen dit is hem
daarbij niet gebleken. Hij noemt in dit verband eenige voor
beelden en zegt, dat de toestand alleen voor hen, die in
de hoogste loonklassen vallen, wat ongunstiger wordt
waar dit het geval is, is zulks echter te wijten aan den
invloed der gezinsinkomsten. Alles bijeengenomen, is Spr.
van oordeel, dat, als men het zoover kan brengen, dat
Breda wordt ingedeeld in de derde klasse, aan de nieuwe
regeling de voorkeur moet worden gegeven boven de oude,
omdat zij meer rekening houdt met de lasten der groote
gezinnen.
Vervolgens wijst Spr. op Zwolle, dat vroeger in dezelfde
klasse was geplaatst als Breda. Ten opzichte van de nieuwe
regeling werd het aanvankelijk ook in de vierde klasse
ingedeeld, doch de Zwolsche Burgemeester heeft kunnen
bereiken, dat zijn gemeente in de derde klasse is gekomen.