18 JULI 1934. 349 instantie sprekende, heeft doen uitkomen, dat de nieuwe steunregeling ongunstig beïnvloed wordt door twee nieuwe bepalingen. Kan men er evenwel in slagen, Breda in de derde klasse gerangschikt te krijgen, dan geeft Spr. nog de voorkeur aan de nieuwe regeling. Hij is dan ook niet be keerd door de woorden van de heeren Kroone en Van Houten en zegt, niet te kunnen begrijpen, dat de nieuwe regeling voor groote gezinnen ongunstiger zou zijn dan de oude. Spr. noemt in dit verband nog enkele cijfers. De heer KROONE zegt, dat de voorstelling van den heer Broos, alsof de groote gezinnen, ondanks die on gunstige invloeden, toch nog voordeel hebben bij de nieuwe regeling, absoluut onjuist is; juist door die invloeden krijgen zij niet de steunbedragen, welke de heer Broos genoemd heeft. De VOORZITTER sluit daarop het debat en verklaart, dat Burgemeester en Wethouders werkzaam zullen zijn in de door den Raad aangegeven richting. Zonder hoofdelijke stemming wordt alsnu con form het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 18. Voorstel van het raadslid P. G. G r u ij s c.s., om Burgemeester en Wethouders uit te noodigen tot het maken en indienen van plannen en kostenberekeningen voor ver schillende, in werkverschaffing uit te voeren werken, luidende als volgt „Ondergeteekenden achten het plicht der gemeente om „door het op ruimen schaal doen uitvoeren van nuttige „werken een poging aan te wenden tot het eenigszins in perken der werkloosheid. „Hoewel in het algemeen eenige opleving kan worden „waargenomen, is in ons land de vermindering der werk loosheid nog van geen beteekenis en zeker niet hier ter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 349