18 JULI 1934. 355 viaduct bij de spoorwegovergangen aan den Terheijdensche- weg en de Markkade, deelt Spr. mede, dat met de Neder- landsche Spoorwegen is onderhandeld over het maken van een voetbrug, doch men maakte van die zijde zooveel moei lijkheden, dat de onderhandelingen zijn afgebroken. Er zit trouwens aan dat werk weinig vast voor werkverruiming. Dit is eveneens het geval bij de vernieuwing van Gasbrug en Trambrug. Als zich evenwel iets geschikts mocht voordoen, dan zullen Burgemeester en Wethouders gaarne aan de tot standkoming ervan medewerken. De heer GRUIJSEn de opruiming van de oude mest vaalt Wethouder VAN MIERLO Dat is wel heel wensche- lijk, maar waar moet men met het vuil heen Er zit daar aan trouwens ook niet veel voor werkverruiming vast. Ten slotte zegt Spr., dat Burgemeester en Wethouders nog dit jaar den Raad een voorstel hopen te kunnen doen tot doorbraak van de Coehoornstraat en omlegging van den Weg naar Terheijden. Burgemeester en Wethouders zitten allerminst stil, maar het zijn dikwerf de moeilijkheden van financieelen aard, die hen weerhouden om met plannen bij den Raad te komen. De heer LOONEN zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. In het voorstel van de Sociaal-Democratische Raadsfractie staat ook, dat de Raad voor de bestrijding der werkloosheid moet doen wat hij vermag. Nu zou men daardoor tot de conclusie kunnen komen, dat de Raad zijn plicht in dit op zicht niet gedaan heeft. Wij allen weten, hoe moeilijk het is voor Breda om aan werkverschaffing te doen. Wij weten ook, dat het College

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 355