356
18 JULI 1934.
van Burgemeester en Wethouders doet wat het kan om
zonder de financiën van Breda in de war te brengen, werk
te verschaffen. In dit opzicht heeft de R.K. Raadsfractie
dan ook het volste vertrouwen in het College en zij zal het
daarin gaarne steunen.
De heer GRUIJS verklaart, dat hij en zijn fractiegenooten
wel weten, dat hetgeen zij vragen veel geld kost, maar zij
stellen niet voor, een sprong in het duister te doen, want
zij noodigen Burgemeester en Wethouders tevens uit,
kostenberekeningen te maken en die aan den Raad over te
leggen. Spr. zou echter niet weten waarom Breda niet
evengoed als andere gemeenten bij den Minister zou aan
kloppen om steun voor uitvoering van die werkenz. i.
behoeft Breda daarbij niet achter te blijven zóó goed zit
het er niet bij.
Voorts zegt Spr., niet te gelooven, dat met den aanleg
van den parallelweg van de Ginnekenstraat twee ton gemoeid
zouden zijn hij heeft uit hetgeen indertijd is medegedeeld
omtrent den stand van zaken niet begrepen, dat het een
kwestie van meer geld was.
De VOORZITTER zegt, dat het niet de bedoeling kan
zijn om op de verschillende werken, welke in het voorstel
worden genoemd, verder in te gaan. De heer Gruijs heeft
blijkbaar het oog op het z.g. zestig millioen-plan van de
Regeering het lijkt Spr. wel goed dit plan in de gaten te
houden; de aandacht blij ve er op gevestigd in hoeverre het
ook voor Breda is te benutten.
Vervolgens zegt Spr., niet te gelooven, dat de heer Van
Mierlo den indruk heeft willen wekken, dat de plannen
tot het maken van een parallelweg van de Ginnekenstraat
en den aanleg van een weg over het Chasséterrein, door
Burgemeester en Wethouders ter zijde zijn gesteld. In beide
gevallen is voorziening dringend noodig. De stand van zaken
is thans zoo, dat Burgemeester en Wethouders wel eenige