384
30 AUGUSTUS 1934.
De heer VAN ARENDONK houdt de volgende rede:
Naar aanleiding van de afwijzende houding ten opzichte
van de diverse verzoekschriften, vermeld in het prae-advies,
zou ik gaarne het volgende in het midden willen brengen.
In het prae-advies wordt verwezen naar de raadsver
gadering van 26 Juni j.1.waar van mijn kant gevraagd werd,
de behandeling van dit onderwerp te willen uitstellen tot bij
de behandeling van de begrooting 1935. Maar bij nadere
beschouwing is gebleken, dat, indien men pogingen wil aan
wenden om deze verlaging voor 1935 in aanmerking te
doen komen, de Raad vóór 1 September uitspraak zal moeten
hebben gedaan, of hij voor of tegen deze verlaging is.
In het prae-advies, ingebracht in de vergadering van 27
December 1933, waarnaar in dit prae-advies verwezen wordt,
zegt U onmiddellijk, dat de gemeentekas een dergelijke ver
mindering van inkomsten niet kan dragen in het thans
luidende prae-advies wordt gezegd, dat de gevolgen van de
aanhangig gemaakte regeeringsmaatregelen, welke diep in
onze gemeente-financiën zullen ingrijpen, nog niet in vollen
omvang kunnen worden overzien.
Maar dan vraag ik me af. Mijnheer de Voorzitter, kan
voor deze ondernemingen, die door de personeele belasting
extra zwaar belast worden, waarvoor inkrimping van be
woning of bedrijfsruimte ten eenen male onmogelijk is, daar
het bedrijf dan niet meer naar behooren kan worden uit
geoefend, en waar door het uitoefenen van deze bedrijven
nog in tal van andere belastingen moet worden bijgedragen,
de volle aanslag niet teruggebracht worden op 2/3.
Wanneer U nagaat, dat in de jaren 1930 tot 1932 de om
zetten van verschillende bedrijven met 40o zijn verminderd,
terwijl daarnaast staat, dat zij worden beconcurreerd door
de lunchrooms in warenhuizen, welke naar ik meen, slechts
voor 1/3 worden belast.
Zou nu werkelijk, ondanks de ingrijpende maatregelen
ten aanzien van de gemeente-financiën, de begrooting 1935,