30 AUGUSTUS 1931.
389
Spr. zal het voorstel van Burgemeester en Wethouders
steunen en betreurt het, dat de heer Van Arendonk
dit niet eveneens doet.
De h eer GRU1JS wenscht zich aan te sluiten bij hetgeen
de heeren Kroone en Mabelis hebben gezegd Ieder,
die een bedrijf wil gaan opzetten, moet zich rekenschap
geven van de kosten, die daaraan verbonden zijn. Zoo ook
degene, die een café of restaurant wil gaan beginnen. De
bestaande bedrijven zijn dus in zekeren zin daarop gebaseerd.
Zou men nu vrijstelling gaan geven, dan zouden nieuwe
bedrijven daarvan het meest profiteeren, aangezien zij er bij
den opzet dadelijk rekening mede zouden houden. Dan zou
inderdaad van een onbillijkheid kunnen worden gesproken.
Spr. wil er voorts de aandacht van den Raad op vestigen,
dat uitstel van deze zaak tot de behandeling van de be
grooting niet zal helpen in verband met den fatalen datum
van 1 September, waarvóór het besluit zal moeten zijn ge
nomen Wil de Raad dus nu een besluit in deze nemen,
dan zou Spr. gaarne ook nu nadere inlichtingen van het
College van Burgemeester en Wethouders ontvangen.
De Burgemeester, ter vergadering gekomen
zijnde, neemt thans het voorzitterschap van den
heer Van Buitenen over.
Wethouder VAN BUITENEN sluit zich aan bij degenen,
diegezegdhebben.dat de tegenwoordige toestand nog niet
zoo onbillijk is. De wet op de personeele belasting is reeds
van 1896. Spr. kan zich niet voorstellen, dat de wet 38 jaar
lang ongewijzigd zou hebben bestaan, als zij zóó onrecht
vaardig was. De onrechtvaardigheid wordt cok niet uitge
sproken door de wijziging van de wet, welke men nu in
toepassing wenscht te brengen. Deze bewijst alleen, dat de
Rïgeering de moeilijkheid van de beslissing naar de ge
meenten heeft verplaatst. Ook achteruitgang van zaken acht