40 2 FEBRUARI 1934. „waarop zij aanspraak'' uit de bepaling zijn geschrapt. Deze „woorden behooien te biijven staan. Ter verduidelijking zou „kunnen worden gelezen: „had, of waarop zij aanspraak". Artikel 11, vierde lid. „Gedeputeerde Staten zijn van meening, dat pleegkinderen ,van een wethouder niet in aanmerking dienen te komen „voor weezenpensioen. „De Commissie blijft integendeel van meening, dat er geen „aanleiding is voor de Overheid om bij het nemen van maat regelen of het treffen van regelingen niet met kinderen ge- „lijk te stellen pleegkinderen, die door den belanghebbende „zelf wel geheel als eigen kinderen worden beschouwd en „behandeld. In verschillende regelingen geeft de Overheid „dan ook reeds blijk dit beginsel te huldigen, als b.v. in de „Pensioenwet, bij de regeling van den kindertoeslag voot „de rijksambtenaren, in de wetgeving op de successierech ten, inkomsten- en personeele belasting. „De Commissie kan derhalve niet adviseeren Gedeputeer- „de Staten in hun wensch te volgen. Artikel 12. „Gedeputeerde Staten maken de opmerking, dat het blij- „kens de toelichting de bedoeling is alleen weezenpensioen „uit te keeren, indien er recht op weduwenpensioen bestaat. „Doch dan klopt artikel 12 niet geheel met artikel 10. „De juistheid van deze opmerking moet worden erkend. „De Commissie stelt U voor, artikel 12 dienovereenkomstig „aan te vullen. Artikel 13. „Gedeputeerde Staten zijn van meening, dat cumulatie van „het weduwenpensioen met ander pensioen uit of in verband „met'een openbare betrekking genoten, beperkt dient te blij- „ven tot de helft der wethouderswedde en niet tot de volle „wethouderswedde. „Het „ander pensioen" waarvan hier sprake is, kan in de .practijk moeilijk anders zijn dan ander weduwenpensioen. .Ander eigen pensioen zal voor een weduwe zeer sporadisch

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 40