10 OCTOBER 1934. 433 „aanschaffing zelve. Daarmede wordt de aanvrage ons „inziens buiten de grenzen van artikel 72 gesteld en moet „reeds op dien grond worden afgewezen. „Tegen de door het bestuur der school thans gevolgde „gedragslijn kan bovendien nog worden aangevoerd, dat „het overleg omtrent de aanvrage tusschen het bestuur en „ons college, als bedoeld in artikel 77 sub 1 der lager „onderwijswet, thans niet meer kan plaats hebben, althans „geen zin meer heeft. Doordat de aanschaffing reeds is „geschiedt, is het niet meer mogelijk na te gaan of op een „andere en wellicht minder kostbare wijze een oplossing „had kunnen worden verkregen, bijv. dopr het beschikbaar „stellen van gemeentewege van een in voorraad zijnde kast „of door offertes van meerdere leveranciers te doen over- „leggen. „Op grond van een en ander hebben wij de eer U voor „te stellen afwijzend op het beroep te beschikken. „Een ontwerp-raadsbesluit gaat hierbij." De heer MABELIS zegt het volgende: Wanneer ik, Mijnheer de Voorzitter, mij niet met dit voorstel van Burgemeester en Wethouders kan vereenigen, dan is dat niet omdat ik de handelwijze van het school bestuur in bescherming wensch te nemen, integendeelhet aanschaffen van een kast is niet iets, waaraan de behoefte plotseling ontstaat. Er is in zoo'n geval ruimschoots tijd om, wanneer tot aanschaffing is besloten, de aanvrage om be schikbaarstelling van de benoodigde gelden aan den Raad in te zenden en met de aanschaffing te wachten tot het overleg met de gemeente is beëindigd en de gelden be schikbaar zijn gesteld of op andere wijze in de behoefte is voorzien. De handelwijze van het schoolbestuur is geen mooi gebaar tegenover een college, dat billijke wenschen der schoolbesturen steeds met de meeste welwillendheid tegemoet treedt. Ik kan mij dan ook de ontstemming, die uit het prae-advies spreekt, volkomen verklaren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 433