10 OCTOBER 1934. 435 woordingen van art. 72, noch uit die van artikel 75 der wet kan worden afgeleid, dat de meubelen en leermiddelen, waarvoor de benoodigde gelden worden aangevraagd, niet reeds vóór de aanvrage zouden mogen worden aangeschaft dat de gevraagde medewerking, waar de aanvrage voldeed aan de in artikel 73 der wet omschreven vereischten, der halve niet had mogen worden geweigerd'' Nadat de raad van deze beslissing van Gedeputeerde Staten in beroep was gegaan bij de Kroon, verklaarde deze dit beroep ongegrond, overwegende dat naar ons oordeel Gedeputeerde Staten op juiste gronden hebben beslist, dat de gevraagde medewerking door den raad behoort te worden verleend Hier waren de bewoordingen van artikel 72 der wet zelfs geen beletsel om een in 1933 gedaan verzoek om gelden voor reeds in 1931 en 1932 aangeschafte leer- en hulpmiddelen, in te willigen. Een tweede sterk sprekend voorbeeld vinden wij in een Koninklijk Besluit van 23 November 1932, no, 32, waarbij de Kroon: „Overwegende, dat art. 72 der Lager-onder- wijswet 1920 voor schoolbesturen den weg opent, om mede werking van den gemeenteraad te vragen voor de aan schaffing van leer- en hulpmiddelen, ook al heeft de aan schaffing reeds vóór de indiening plaats gehad; dat deze weg niet wordt afgesneden door de omstandigheid, dat het schoolbestuur aanvankelijk de kosten van aanschaf fing heeft willen kwijten uit de vergoeding, bedoeld in art. 101 der wet, nu blijkens de overgelegde stukken deze ver goeding daarvoor niet toereikend was en deze kosten daaruit dan ook niet zijn bestreden dat, in aanmerking genomen den aard en de hoeveelheid der leer- en hulpmiddelen, moet worden aangenomen, dat zij niet de normale eischen, aan het geven van lager on derwijs te stellen, te boven gaan dat onder deze omstandigheden de medewerking slechts had mogen worden geweigerd, als niet aan de in art. 73 om-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 435