436
10 OCTOBER 1934.
schreven vereischten ware voldaan, waarvan in het onder
havige geval geen sprake is
dat mitsdien Gedeputeerde Staten terecht hebben beslist,
dat de gemeenteraad de door het schoolbestuur gevraagde
medewerking alsnog behoort te verleenen."
Hier moeten zelfs gelden worden toegestaan voor leer-
en hulpmiddelen, die men aanvankelijk wilde aanschaffen
uit de vergoeding ingevolge art. 101 der wet, maar die
men tenslotte vroeg op grond van art. 72, omdat het bedrag
uit art. 101 deze uitgave niet toeliet. En al is dit laatste
geval na de totstandkoming van de wet van 4 Augustus
1933, Stbl. nr. 414, niet meer mogelijk, er blijkt toch wel
heel sterk uit, dat de beteekenis, die Burgemeester en Wet
houders aan de bewoordingen van art. 72 der wet toe
kennen, niet de juiste is.
Mijnheer de Voorzitter. Ik meen te hebben aangetoond,
dat afwijzing van het verzoek op de gronden als door
Burgemeester en Wethouders aangevoerd, geen steun vindt
in de wet en derhalve niet kan geschieden. Meenen Burge
meester en Wethouders, dat de aanvrage niet voldoet aan
art. 73 der wet of dat de kast de normale eischen te stellen
aan het geven van lager onderwijs te boven gaat, dan zal
het ontwerp-besluit in dien zin behooren te worden gewijzigd.
Kunnen Burgemeester en Wethouders daarvoor geen aan
leiding vinden, dan behoort het prae-advies te worden af
gewezen en zal het verzoek moeten worden toegestaan.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Mabel is naar
voren heeft gebracht, hoe kwestieus het effect van het
eventueel aannemen van het prae-advies is. De bezwaren,
door den heer Mabelis geopperd, zijn natuurlijk ook
door Burgemeester en Wethouders onder oogen gezien;
zij zijn er van doordrongen, dat het op deze materie be
trekking hebbend Koninklijk Besluit hun standpunt niet
versterkt, doch zij meenen toch, dat men aan een verzoek
ex art. 72 der L. O.-wet, om beschikbaarstelling van gelden