10 OCTOBER 1934.
437
voor een kast, welke een schoolbestuur wenscht aan te
schaffen, niet moet voldoen, wanneer aan dien wensch reeds
gevolg is gegeven. Ook het in art. 77, sub 1, der L. O.-
wet bedoeld overleg tusschen het schoolbestuur en Burge
meester en Wethouders wordt afgesneden, doordat men
voor een „fait accompli" is gesteld, terwijl het zeer wel
mogelijk was geweest, dat op andere wijze in de behoefte
van het schoolbestuur voorzien had kunnen worden. Nu
heeft dit zonder eenig voorafgaand verzoek een dure kast
gekocht en komt daarna bij de Gemeente aankloppen om
vergoeding van de aanschaffingskosten. Dit is een zeer
onbehoorlijke wijze van handelen. Burgemeester en Wet
houders zijn dan ook van oordeel, dat, al mocht dit niet
strooken met de huidige jurisprudentie -welke, tusschen
twee haakjes, voor wijziging vatbaar is het verzoek
hier afgewezen behoort te worden Al zou die afwijzing
geen succes hebben, dan wordt opnieuw de onredelijkheid
van de bestaande wet in het licht gesteld, hetgeen zijn nut
kan hebben. Het komt Burgemeester en Wethouders daarom
wenschelijk voor, dit geval aldus onder de oogen der
hoogere autoriteiten te brengen.
Ten slotte merkt Spr. op, dat Burgemeester en Wet
houders met andere schoolbesturen nooit moeilijkheden
ondervinden; zij hebben voor zoover Spr. zich thans
herinnert nimmer een dergelijke behandeling van de
zijde van een ander schoolbestuur ondergaan.
De heer MABELIS vindt de handelwijze van het school
bestuur ook ongepast. Iets anders is het, of men zich met
succes daartegen kan verzetten. Als een schoolbestuur zelf
een kast aanschaft, dan doet het dat op eigen risico; het
volgt een veel veiliger weg door eerst de gelden, daarvoor
benoodigd, bij het gemeentebestuur aan te vragen. Hoe
het echter ook zij, door Burgemeester en Wethouders had
kunnen worden onderzocht, of de aanvrage wel voldoet