438
10 OCTOBER 1934.
aan het bepaalde in art. 73 der L. O.-wet en of niet op
andere wijze in de behoefte ware te voorzien geweest.
De VOORZITTER Dat laatste kan eerst geschieden,
nadat de Raad een gunstige beschikking op de aanvrage
heeft genomen.
De heer MABELIS is het met die opvatting niet eens.
Het overleg moet plaats hebben binnen een maand na het
indienen van de aanvrage; dit had dus al kunnen gebeuren.
Als de Raad nü besluit het verzoek af te wijzen, kan dit
verzet tegen de aanschaffing toch niet meer baten, terwijl
men, als nu de behandeling van de zaak aangehouden
wordt, het hiervóór bedoelde onderzoek alsnog kan doen
plaats hebben. Spr. wil den Raad liever niet aan een échec
blootstellen. Hij vertrouwt, dat het schoolbestuur, na kennis
neming van de hier gevoerde debatten, in het vervolg wel
anders te werk zal gaan.
De heer COHEN, uitgaande van de mogelijkheid, dat
er op dit punt een leemte in de wet bestaat, vindt het beter
dit geval onder de oogen der hoogere autoriteiten te brengen.
Als men dit toestaat, zegt Spr., is het hek van den dam
en zal de handelwijze van dit schoolbestuur ongetwijfeld
navolging vinden bij andere schoolbesturen. Het lijkt Spr.
daarom het beste, met het prae-advies van Burgemeester en
Wethouders mede te gaan teekent het schoolbestuur dan
beroep aan tegen de afwijzende beschikking, dan zal een
uitspraak van de Kroon moeten volgen.
De heer LOON EN vindt ook, dat de handelwijze van
het schoolbestuur niet correct is te noemen. Spr. wil, door
dit verzoek af te wijzen, een voorbeeld stellenook hij
vindt het wenschelijk, dat de kwestie in hoogere instantie
wordt uitgemaakt.