10 OCTOBER 1934, 441 „Ingevolge art. 101, 2e lid bedraagt de vergoeding per „leerling bet gemiddeld bedrag per leerling van laatstbedoelde „kosten over hetzelfde dienstjaar de overeenkomstige open- „bare lagere scholen in de gemeente. „Deze kosten zijn op inliggende staten nader gespecificeerd „vermeld. „Tot grondslag wordt genomen het gemiddeld aantal „leerlingen naar den maatstaf van art. 28 der l.o.-wet d.i „ingevolge het Koninklijk Besluit van 25 Mei 1926 (S. No. „151), het gemiddeld aantal leerlingen over het jaar waar- „voor de vergoeding wordt aangevraagd, i.e. over het „jaar 1932. „Blijkens den mede hierbijgevoegden staat A, bedroeg „het gemiddeld aantal leerlingen aan de openbare scholen „voor gewoon lager onderwijs over 1932, 910' 4 en de „totale kosten dier scholen f 7847,73. „Het gemiddeld aantal leerlingen aan de school voor „uitgebreid lager onderwijs bedroeg over dat jaar 77 12 en „de totale kosten dier school f 1281,58. „De kosten per leerling der openbare g.l.o -scholen be droegen dus over 1932: f 7847,73 910' 4 is f8,62 en der „openbare u.l.o.-school f 1281,58 771 !a is f 16,54. „Aangezien de gemeente bovendien aan de besturen der „bijzondere scholen f 0,50 per leerling voor administra- „tiekosten vergoedt, welk bedrag overeenkomstig het „Koninklijk Besluit van 27 Mei 1926 (S. No. 154) ook „reeds over voorafgaande jaren is toegekend, kan de ver goeding per leerling der bijzondere scholen over 1932 „derhalve worden vastgesteld „voor het bijzonder gewoon lager onderwijs op „f8,62 plus f 0,50 is f9,12; „voor het bijzonder uitgebreid lager onderwijs op „f 16,54 plus f 0,50 is f 17,04. „Krachtens het bepaalde in art. 103, 3e lid der l.o -wet „is aan de besturen der bijzondere lagere scholen reeds een „voorschot uitgekeerd op de vergoeding over 1932 tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 441