10 OCTOBER 1934.
449
„Bovendien verdient het naar onze meening geen aanbeveling
„het woonwagenkamp aantrekkelijker te maken, te meer,
„daar vele kampbewoners, ondanks het feit, dat het staan-
„geld onlangs aanmerkelijk is verlaagd, nog steeds niet aan
„hun verplichtingen voldoen.
„Op grond van een en ander geven wij U in overweging,
„op het verzoek van de Afdeeling Breda van de Neder-
„laadsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren afwijzend
„te beschikken.''
De heer MEIJVIS zegt, dat het Burgemeester en Wet
houders niet zal verwonderen, dat van zijn kant een lans
wordt gebroken voor dierenbescherming. Spr. kan zich niet
begrijpen, dat Burgemeester en Wethouders geen 500 gulden
overhebben voor een betere huisvesting van de paarden in
kwestie. „De behoefte daaraan is niet zoo groot", zeggen
Burgemeester en Wethouders in hun prae-advies, doch als
men bedenkt, dat het meer dan de helft van het jaar slecht
weer *is en dat die arme beesten dan maar 's nachts buiten
moeten staan, dan zal men toch moeten toegeven, dat zij
op die manier de dupe zijn van de verkeerde handelwijze
van hun meesters. Spr. hoopt, dat de Raad de onbillijkheid
daarvan zal inzien en het voor uitbreiding van den stal
benoodigde bedrag alsnog beschikbaar zal stellen,
Wethouder VAN MJERLO antwoordt, dat dierenbe
scherming ook aan den kant van Burgemeester en Wet
houders niet vreemd is. Het is echter de vraag, hoe ver
men daarbij moet gaan. De heer M e ij v i s zegt nu wel,
dat het gedurende het grootste deel van het jaar slecht
weer is, doch in 't voor- en najaar staan de paarden en
koeien in de weide ook in den regen zij hebben daarvan
niet zoo veel te lijden. Het gaat hierbij dan ook meer om
de enkele weken en soms slechts dagen van het jaar, dat
het - vriest. Als de Vereeniging voor Dierenbescherming
meent daarvoor iets te moeten doen, laat zij dan de 250