10 OCTOBER 1934. 453 c-t^- zou veroorzaken aan de omwonenden. Dit is gebleken niet het geval te zijn. Bovendien zal een hinderwetsvergunning aan Gedeputeerde Staten worden aangevraagd, zoodat de heer Van Houten er zeker van kan zijn, dat de baan zoo veilig mogelijk zal worden gemaakt. Zonder verdere bedenkingen wordt daarop conform het prae-advies van Burgemeester en Wethouders besloten. <4> 34. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot voorziening in museumruimte, luidende als volgt Bij de inrichting van het Stedelijk Museum is meer en „meer de behoefte gebleken aan het mede in gebruik nemen „van de Boterhal. Diverse groote stukken kunnen thans in „het Museum geen plaats vindenhet geheel zou zeer „bijzonder winnen door de bestemming van het totale „gebouw tot museum. „Blijkens ingewonnen inlichtingen bestaan tegen het ont ruimen van de Boterhal geen ernstige bezwaren, omdat „de boter- en eierenmarkt in de openlucht kan worden ge houden, hetgeen ook in soortgelijke gemeenten van ons „land geschiedt. „De dienst van Openbare Werken heeft voor de wijzi gingen van de Boterhal bijgaande teekening en begrooting „ontworpen. „Bij uitvoering van dit plan wordt een behoorlijke „expositieruimte verkregen voor het museum, terwijl de „kosten in verhouding tot het te bereiken resultaat zeker „niet te hoog zijn. „Het Bestuur van het Stedelijk Museum en de Bouw commissie kunnen zich met het plan volkomen vereenigen. „Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer II „voor te stellen „a. de z g. Boterhal in gebruik te geven aan het Bestuur

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 453