462 10 OCTOBER 1934. ,,C. te besluiten, dat het werk Ginnekenweg in eigen „beheer wordt uitgevoerd." De heer VAN DER VEN kan zich volkomen vereenigen met dit voorstel. Spr dringt er op aan, aan weerszijden van den rijweg een rijwielpad te maken. Weliswaar zal het trottoir daardoor smaller worden, doch wellicht ware in dit euvel te voorzien door de voortuintjes weg te ruimen. De heer VAN HOUTEN wijst op het feit, dat de Bouwcommissie heeft geadviseerd om ook tot uitvoering van het plan tot verbetering van het tweede gedeelte der Bloemenbuurt over te gaan. Burgemeester en Wethouders willen evenwel nog wachten daarmede. Spr. zou dat werk thans eveneens willen zien uitgevoerd, ook met het oog op de nog steeds toenemende werkloosheid, welke nog nimmer zoo groot is geweest als nu. De heer MABELIS wil zich gaarne aansluiten bij degenen, die de ten uitvoerlegging van dit plan toejuichen. Spr. brengt in herinnering, dat eertijds een voorstel van het toenmaligen raadslid Ir. Van Veen, om den verbeterden Ginnekenweg met boomen te beplanten, door de heeren Van Mierlo en Brantjes scherp is bestreden. Het verwondert hem daarom ten zeerste, dat Burgemeester en Wethouders thans met een zelfde voorstel komen. Wethouder VAN MIERLO antwoordt, dat het zeer wel mogelijk is, dat hij toen afwijzend stond tegenover het voorstel- Van Veen en wel waarschijnlijk wegens het gebrek aan ruimte. Spr. is om dezelfde reden nog eenigszins afkeerig van boombeplanting ter plaatse; het is dan ook slechts het eerste gedeelte van den Ginnekenweg, dat beplant zal worden en wel met niet al te groote boomen. Wat groen staat altijd vroolijker in een straat. Den heer Van der Ven wijst Spr. op de bij het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 462