474 10 OCTOBER 1934. degenen, die de uren liefst zoo laat mogelijk willen zien gesteld. Wij dienen echter nog rekening te houden met de be sluiten, welke de Raden van de gemeenten Ginneken en Princenhage dienaangaande genomen hebben. Wanneer deze het voorstel van Burgemeester en Wethouders eenigszins nabijkomen, wat volgens de uitspraak van den gemeenteraad van Ginneken zeker kan worden verwacht, dan zou ik den Raad adviseeren het voorstel te aanvaarden in dien zin, dat ook de houders van volledige vergunningen en slijtvergun- ningen de gelegenheid krijgen om des Zondags eenige uren te verkoopen. Op principieele gronden zouden wij, Katholieken, moeten zeggen: „Op Zondag alles gesloten!", maar wanneer visch- en fruithandelaars, winkeliers in tabaksartikelen, brood- en banketbakkers de gelegenheid krijgen om des Zondags te verkoopen, kan het ook geen bezwaar zijn om de slijterijen daarbij in te schakelen. De heer MABELIS houdt de volgende rede Mijnheer de Voorzitter. Ik wil beginnen met mij aan te sluiten bij den heer Em meikamp als hij zegt, dat hij, als katholiek, principieel eigenlijk voor algeheele sluiting der winkels op Zondag moest zijn. En waar het principieele altijd vóór het materieele moet gaan, daar is de weg hier duidelijk aan gewezen. Nu eenmaal in de wet de gelegenheid tot verruiming van de openstelling van winkels op Zondag in handen van de gemeenteraden is gelegd, ligt het voor de hand, dat Burgemeester en Wethouders de betrokken winkeliers in de gelegenheid hebben gesteld zich hierover uit te spreken. Ik betreur het, dat in Regeeringskringen geen weerstand is geboden aan den drang tot verruiming. Mijn standpunt is bekend. De goddelijke instelling van den rustdag moet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 474