10 OCTOBER 1934.
477
verwachten. De koopkracht van het publiek wordt door
verkoop op Zondag niet verhoogd. En als die niet stijgt,
doet het er weinig toe hoe de verdeeling van de koop
gelegenheid is.
Een dubbeltje kan men nu eenmaal ook maar één keer
uitgeven. Dat mag de Raad ook wel eens bedenken. Het
is best mogelijk, dat bij de nu in geding zijnde winkeliers
een verminderd debiet moet worden geconstateerd. Maar
hoe staat het daarmee bij andere neringdoenden dan bakkers
en sigarenwinkeliers De café- en restauranthouders hebben
ons nog kort geleden, bij de behandeling van hun verzoek
om vermindering van de personeele belasting, ook duidelijk
gemaakt hoezeer hun inkomsten zijn gedaald.
De Raad heeft niet tot taak het eenzijdig bevoordeelen
van een bepaalde groep, maar heeft de belangen van den
geheelen middenstand in het oog te houden. Ik meen,
Mijnheer de Voorzitter, dat het meer in het belang van
den geheelen middenstand zou zijn, wanneer de meerdere
gelden, waarvan men verwacht, dat ze door deze verruiming
zullen worden versnoept en verrookt, werden uitgegeven
voor nuttiger levensmiddelen en dat ze werden gebruikt
voor betaling van schulden bij bakker, kruidenier en slager.
Wie voor deze thans voorgestelde verruiming pleit, praat
in het belang van enkele winkeliers, niet in het belang van
den geheelen middenstand.
Mijnheer de Voorzitter. Ik resumeer
Verdere inkrimping van de Zondagsrust tast in sterke
mate religieuze en sociale waarden aan
verruiming van het open-zijn van bepaalde winkels op
Zondag kan geen noemenswaardig voordeel opleveren voor
de betrokkenen, omdat verminderd debiet veel meer een gevolg
is van verminderde koopkracht dan van niet voldoende
koopgelegenheid
verruiming van openstelling voor bepaalde winkels is,
inzonderheid in dezen tijd van verminderde koopkracht,
eenzijdige bevoordeeling van die bepaalde groep, met ver-