484 10 OCTOBER 1934. „Waar het mogelijke is betracht om het op 18 Juli j.l. „uitgesproken verlangen verwezenlijkt te krijgen en dit „pogen is gefaald, rest o.i. niet anders dan zich noodge- „dwongen bij de ministerieele beslissing neer te leggen. „Indien U daarmede instemt, stellen wij ons voor dit te „doen op de wijze als in bijgaanden ontwerp-brief van ons „college is weergegeven." De heer MEIJVIS merkt op, dat Burgemeester en Wet houders, nu zij in Den Haag geen succes hebben kunnen behalen, den Raad voorstellen, zich noodgedwongen tij de beslissing van den Minister neer te leggen. Spr. gelooft, dat men, door te weigeren die beslissing te aanvaarden, de Rijkssubsidie niet in gevaar brengt. Hij zou daarom den door Burgemeester en Wethouders ontworpen brief nu nog niet aan den Minister willen doorzenden, doch eerst eens afwachten, wat de actie zSl uitwerken, welke door meer dere gemeenten is ondernomen om in een andere klasse der steunregeling geplaatst te worden. Spr. dringt er op aan, zich bij die actie aan te sluiten. De heer LOONEN gelooft, dat er thans niets anders opzit dan zich noodgedwongen bij de ministerieele regeling neer te leggen. Spr. vreest, dat men anders het gevaar loopt de Rijkssubsidie te verliezen. Spr. betuigt den Voorzitter, ook namens zijn fractie, dank voor de moeite, welke hij zich heeft getroost om in Den Haag iets te bereiken op dit gebied. Wethouder VAN BUITENEN wijst er op, dat de Raad de ministerieele regeling al onder voorbehoud heeft aan vaard. Het verzoek, dat uit dit voorbehoud voortvloeide, is nu afgewezen. De Minister eischt op het oogenblik ant woord. Nu kan men wel zeggen: „Laten wij het niet doen", doch dan wordt dat besluit ter vernietiging aan de Kroon voorgedragen, afgezien nog van het gevaar voor de Rijks-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 484