48 2 FEBRUARI 1934. nauwkeurig werd gewaardeerd; of waren het de Bredasche indexcijfers, die de grondslag van de berekening vormden? Helaas is te vreezen, dat dit wel altijd een verborgen ge heim zal blijven, waarin berusten de eenigste mogelijkheid is. Na deze beschouwing, misschien niet geheel vrij van eenige ironie mi. echter het eenig mogelijke antwoord cp dit zoozeer geapprecieerde verjaardagscadeau slechts een kort, zij het ernstig woord. Klein en kleingeestig, ziedaar de eenigst mogelijke termi nologie, waarin de meening over dit schrijven kan worden vervat. De Raad geve daarop het eenig juiste antwoord door handhaving van zijn in de vorige vergadering genomen be sluit. Meenen Heeren Gedeputeerde Staten daaraan hun goedkeuring te moeten onthouden en het presentiegeld op ƒ4.te moeten bepalen, dan kome dit geheel voor hun ver antwoording. De Raad vindt dan toch eerlang wel den weg om daarop op passende wijze te reageeren. Mijnheer de Voorzitter, ik heb gezegd. De heer PLEIJTE verklaart, dat, hoezeer hij ook uit prin cipe is voor handhaving van het gezag en bereid is dit in alle opzichten te steunen, hij toch moet erkennen, dat in dit geval het gezag door Gedeputeerde Staten is misbruikt. Spr. kan dan ook niet medewerken aan de door hen voorgestane verlaging van het presentiegeld. De heer MABELIS kan de houding van de Gedeputeerde Staten in deze niet anders dan klein noemen. Immers, het gaat hier niet om een bron van inkomsten. Zij willen het pre sentiegeld nu terugbrengen tot een bedrag, dat het voor velen bezwaarlijk zal maken om het raadslidmaatschap te aanvaarden. Spr. stelt voor, Gedeputeerde Staten te berich ten, dat de Raad hun uitnoodiging niet kan aanvaarden. De VOORZITTER merkt op, dat de voornaamste grief van den heer Van de Ven tegen de handelwijze van Ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 48