6 DECEMBER 1934 529 nieuw element, Mijnheer de Voorzitter, is echter, alhoewel ik hierop reeds vroeger in den Raad heb aangedrongen, om toeslag te geven op de uitkeeringen uit de werkloozenkas. Ik heb dit punt er aan toegevoegd, omdat het mij bekend is, dat in verschillende gemeenten een dergelijken toeslag wordt gegeven en de Minister, naar ik meen, zich nog kort geleden heeft uitgelaten, dat dergelijke verzoeken door hem in welwillende overweging zullen worden genomen. Resumeerende, Mijnheer de Voorzitter, heb ik mij dus op het standpunt gesteld, dat we zelf als Raad bij de Regeering moeten aandringen om de ondersteunden te helpen, dat het nutteloos is om nogmaals aan te dringen op de alge- meene verhooging van steun, hoe gaarne we dit ook allen zouden willen, dat we als nieuw punt naar voren brengen het geven van toeslag op de werkloosheidsuitkeeringen en verder dat we aandringen op het helpen van de groote gezinnen en het verstrekken van goedkoope levensmidde len enz. Ik meen me ontslagen te achten om al deze punten toe te lichten, aangezien een ieder Uwer er met mij van overtuigd zal zijn, dat er zooveel mogelijk geholpen dient te worden, terwijl hetgeen door ons gevraagd wordt ook voor inlossing vatbaar is. Ik verzoek den Raad dan ook, gezien het groote belang wat ermede gemoeid is, zijn goedkeuring aan mijn voorstel wel te willen verleenen. Nu zou ik nog iets willen zeggen over het voorstel van den Bredaschen Bestuurdersbond. Laat ik voorop zetten, dat het er bij mij alleen om gaat iets voor de ondersteunden te kunnen bereiken. Doch juist omdat dit zoo is, heb ik gemeend dat we ons zelf tot de Regeering moeten richten, In mijn voorstel heb ik niets opgenomen omtrent de jeugd- werkloozenzorg. Niet, omdat ik dat minder belangrijk vind, doch omdat ik meen, dat dit een punt is, dat op zich zelf van zooveel beteekenis is, dat we dit niet als punt aan een adres moeten toevoegen, doch hetwelk van zooveel belang is, dat het gerust op zich zelf bekeken mag worden. Daar komt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 529