6 DECEMBER 1934 531 staatsbestel aangewezen, geen verzoekend college. Het is niet de taak der gemeenteraden te treden in de taak der Regeering en hier bepaalde eischen te stellen. Het is in het belang der betrokkenen, dat de Regeering in de gelegenheid blijft in rustig overleg met de Volksvertegenwoordiging, de middelen te beramen die hier noodig en mogelijk zijn. Het is absoluut overbodig, dat de 1100 gemeenteraden nog eens ieder op zijn beurt komen voorstellen wat gebeuren moet. Wat ook daarom ongewenscht is omdat wij niet weten wat kan. En het is niet onbedenkelijk, omdat door een dergelijk agiteeren van gemeenteraden bij de massa de suggestie wordt gewekt, dat de Regeering aan al wat hier gevraagd wordt wel kon tegemoet komen als zij maar wilde. Dat kweekt maar onrust. Een gemeenteraad, die in deze veel bewogen en zoo vol van verwarring zijnde tijden, zijn verantwoordelijkheid ziet en doorvoelt doet daaraan niet mee. Hoezeer bewogen met den nood onzer werkloozen en steuntrekkenden, hoezeer bereid tot het verleenen van hulp waar dat mogelijk is, deze kant moet het niet op. Het voor stel behoort niet te worden aanvaard. De heer VAN HOUTEN zegt, dat men met dit verzoek bij den Raad is gekomen, omdat men wist, dat dit college van oordeel was, dat de steunregeling onvoldoende is en het met zijn poging, om Breda in de derde klasse der steun regeling geplaatst te krijgen, geen succes heeft gehad. In de dagbladen, van welke richting zij ook zijn, leest men, dat de verslechtering der steunregeling rampzalige gevolgen zal hebben voor het geheele volk. De Bredasche Bestuurders- bond is daarom een actie begonnen voor verbetering van het lot der werkloozen en verzoekt nu den Raad, daaraan adhaesie te betuigen. Aan dit adres is een petitionnement met \]/i millioen handteekeningen voorafgegaan, uitgaande van het N. V. V. Nu acht de heer K r o o n e het beter, dat de Raad zelf standige pogingen aanwendt om verbetering in den toestand

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 531