536 6 DECEMBER 1934 den heer M a b e 1 i s, dat hij maar niet zal spreken over de wijze, waarop door het N. V. V. handteekeningen voor het petitionnement verkregen zijn. De Voorzitter had den heer Mabelis daarvoor tot de orde moet roepen. Spr. gevoelt zich diep gegriefd door die uitlating. Maandenlang hebben zijn partijgenooten door weer en wind geloopen om hand teekeningen te verzamelen en nu doet de heer Mabelis net alsof daaraan geen waarde valt toe te kennen. Als Spr. of een zijner fractiegenooten een dergelijke insinuatie gedaan had, zou hij zeker tot de orde geroepen zijn. De heer CRUL: Die opmerking is zeer juist! De heer PLEIJTE is het in deze eens met den heer M a- b e 1 i s. Ook hij is van meening, dat het niet op den weg van den. Raad ligt, zich hiermede in te laten. De VOORZITTER zegt, dat de heer Van Houten niet zoo veel had moeten opmaken uit de opmerking van den heer Mabelis. Wat het verwijt van den heer Van Houten aan zijn adres betreft, merkt Spr. op, dat het tot de orde roepen soms juist een ander cachet aan een uitlating geeft dan daarmee bedoeld werd, weshalve daarbij voorzichtigheid is te betrachten. Wat nu de zaak zelve aangaat, hierbij moet men beden ken, dat, door de bedoelde verbeteringen in de steunver- leening, 's Lands kas voor groote uitgaven komt te staan. De zaak heeft dus een landelijk karakter. Spr. geeft den Raad, indien deze zijn karakter wil behouden, daarom in overweging, zich niet aan te sluiten bij de actie der vak organisaties. De Raad heeft dat ook heel goed ingezien bij de kwestie van de klasse-indeeling voor de steunregeling. Als men geen adhaesie betuigt aan het adres van den Bredaschen Bestuurdersbond, behoeft men dit volstrekt niet te beschou wen als een tevredenheidsbetuiging met den huidigen toe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 536