b. dat op de overblijvende ruimten van de sub O
bedoelde perceelen niets wordt gebouwd of
opgericht:
d. dat een soortgelijke brandladder wordt aan
gebracht in de beide woningen aan de zijde van
56
2 FEBRUARI 1934.
Sectie B. nos. 6666, 3435, 3436, 3537, 3536, 6862, 2929, 3039,
4299, 3047, 3048, 3049, 5128, 5127, 8661, 4809, 3057, 3961,
3055, 3535, 4680, 4679, 4811, 4812, 6667 en 6668.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burgemeester en
Wethouders er zich over hebben beraden, of zij deze zaak
al in den Raad zouden brengen, daar van bouwen nog niets
kan komen, wijl het stratenplan nog in den Raad moet wor
den gebracht, terwijl er van bouwvergunning nog geen sprake
kan zijn. Zij hebben ten slotte besloten den Raad te advi-
seeren de gevraagde ontheffing te verleenen, op verzoek van
den bouwer, die alleen wilde weten, of hij daarop zou kunnen
rekenen in geval het door hem ingediende plan werd goed
gekeurd.
Zonder eenige bedenking wordt besloten,
adressant de gevraagde ontheffingen te verleenen
onder de navolgende voorwaarden:
a. dat geen verandering wordt gebracht in de
grenzen van elk perceel, waarvoor onthef
fing wordt verleend:
c. dat in elk der perceelen 3 t/m 6 en 9 t/m 12
een brandladder ten genoegen van het Col
lege van Burgemeester en Wethouders wordt
aangebracht, welke binnen de omtrekmuren
moet worden aangebracht en moet reiken van
den vloer der eerste verdieping tot op het
plat dak;