6 DECEMBER 1934
573
verschil van meening met de Gedeputeerde Staten bestaat,
is het mij eigenlijk niet duidelijk, waarom deze bepaling in de
verordening is opgenomen. Een scheiding van de reserve
in gerealiseerde en ongerealiseerde reserve schijnt mij ook
overbodig. Zooals Burgemeester en Wethouders terecht op
merken, is er geen liquide reserve en is de geheele reserve
in de gronden geïnvesteerd. Het komt mij voor, dat een ge
val als waarin men hier wil voorzien, practisch uitgesloten
is. Bij aankoop worden de gronden direct in het bedrijf inge
bracht en is de koopsom tevens de boekwaarde. Een geval,
dat de boekwaarde hooger is dan de schuld, die op de gron
den rust, wat door een schatting ingevolge artikel 2 en
18 der verordening moet worden uitgemaakt kan alléén
voorkomen bij het inbrengen van gronden, die reeds lange
dan een half jaar eigendom der Gemeente zijn. Maar, naar ik
meen, zijn er op het oogenblik dergelijke gronden niet meer
en zullen zij er uit den aard der zaak ook niet meer komen.
Is het hier nu wel de moeite waard er veel omslag voor te
maken? Misschien zijn er bij Burgemeester en Wethouders
toch redenen aanwezig.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat, wat artikel 16.
2e lid, betreft, de heer Mabel is het blijkbaar eens is met
Burgemeester en Wethouders. Dit nu is het voornaamste
punt van dit voorstel; het is daarom aan den Raad voorge
legd.
Wat artikel 20, le lid, aangaat, gelooft Spr. niet, dat de
heer Mabelis precies heeft aangevoeld, hetgeen hier in het
geding is, namelijk de reserves van het bedrijf en wel de
reëele waarde boven de boekwaarde, naast hetgeen werd ver
kregen door verkoop boven de boekwaarde. Dit heeft met
de wijze van inbreng geen direct verband. Gedeputeerde Sta
ten willen een splitsing in gerealiseerde en niet-gerealiseerde.
reserve. Burgemeester en Wethouders achten daarvoor geen
reden aanwezig. Als Gedeputeerde Staten niet kunnen goed
keuren, dat geen splitsing plaats heeft, dan dienen zij dat