6 DECEMBER 1934 575 53. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het vaststellen van een verordening ingevolge artikel 4 der Hin derwet, luidende als volgt: ,,De verordening ingevolge de Hinderwet, vastgesteld „door den Raad in zijn vergadering van 7 Maart 1908 (G.B. ,,no. 158), is vervallen door expiratie van den termijn, waar- „voor zij gold, n.l. 20 jaar. Het is wenschelijk het oprichten, „hebben en gebruiken van inrichtingen, bestemd tot het „bewaren en verwerken van lompen, beenderen of hoornen, „opnieuw te regelen, omdat bij den huidigen stand van zaken „lompen-en beenderenpakhuizen niet uit het bebouwde ge deelte der stad kunnen worden geweerd. „Gelet op de bebouwing van het Dijkplein en omgeving „en de plannen tot opheffing der beltterreinen, is het niet „gewenscht het vroeger aangewezen terrein in die omgeving „te handhaven. „Na onderzoek bleek het ons juist, de thans voorgestelde „terreinen, die op bijgaande kaart met een roode kleur zijn „aangegeven, daartoe te bestemmen. De terreinen zijn langs „het Kadijkje of het Biesdonksche Wegje, die zich in „goeden staat van onderhoud bevinden, gemakkelijk bereik- „baar, terwijl de ligging met betrekking tot de overheer- „schende windrichtingen gunstig is. „Een tweede kwestie, die zich hierbij voordoet, is het „hebben van darmenslijmerijen. Bij de inbedrijfstelling van „het Openbaar Slachthuis is bij verordening van 19 Decem- „ber 1929 (G.B. no. 483) het hebben van darmenslijmerijen „binnen de gemeente elders dan op het slachthuis verboden. „Als gevolg daarvan is een kleine darmenslijmerij op het „slachthuis haar bedrijf begonnen. Deze darmenslijmerij is „echter door geregelde groote aankoopen in de omliggende „gemeenten uitgegroeid tot een bedrijf, waarvan op het „slachthuis veel last wordt ondervonden. Het is daarom „beter, dergelijke bedrijven ook elders in de gemeente toe „te laten. De op de kaart aangegeven terreinen zijn daartoe „bij uitstek geschikt. Echter is er geen bezwaar het darmen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 575