576
6 DECEMBER 1934
„slijmen tevens op het slachthuis toe te laten, mits dit beperkt
„wordt tot de darmen, van het slachthuis zelf afkomstig.
„De Slachthuiscommissie, hierover gehoord, kan zich
„hiermede geheel vereenigen.
„In bijgaande ontwerp-verordening is een en ander ge
kegeld.
„Wij hebben de eer U voor te stellen, deze dienovereen
komstig vast te stellen."
De heer VENKER doet de volgende vraag:
Gesteld, dat er een darmenslijmerij komt op het terrein,
dat daarvoor op de bij dit voorstel gevoegde kaart is aan
gegeven, waar blijft dan het afval dier inrichting? Loost men
het in de nabijgelegen sloot, dan zal dat een enorm en stank
verspreiden.
De VOORZITTER antwoordt, dat bedoeld terrein niet
wordt aangewezen als opslagplaats, doch voor het vestigen
van het bedrijf „darmenslijmerij". Op het Slachthuisterrein
wordt daarvoor thans te veel ruimte benut, zoodat het aan
beveling verdient, het hebben van dergelijke bedrijven ook
elders in de Gemeente mogelijk te maken. Wat met het afval
moet geschieden, daaromtrent houdt deze verordening geen
bepalingen in. Te dien aanzien zullen nadere maatregelen
moeten worden genomen door middel van het stellen van
voorwaarden bij eventueel te verleenen Hinderwetsvergunnin
gen.
De heer MEIJVIS merkt op, dat tot dusver in uitzicht was
gesteld, dat de beenderenbewaarplaats op de oude mestvaalt
aan de Lunetstraat spoedig zou verdwijnen. Thans blijkt
echter uit de ontwerp-verordening, dat bedoeld terrein weer
voor twee jaren daarvoor beschikbaar zal worden gesteld.
De VOORZITTER antwoordt, dat zulks verband houdt
met het desbetreffend contract, gesloten met de Bredasche