9 MAART 1934.
89
De heer PLEIJTE zal op dezelfde gronden als de heeren
Mabelis en Haaiman tegen het prae-advies van Bur
gemeester en Wethouders stemmen.
De VOORZITTER zegt, dat het hier een grensgeval
betreft. De zaak is als zoodanig door Burgemeester en Wet
houders goed bekeken. Zij zijn daarbij tot de overtuiging
gekomen, dat de aanvrage hun vollen steun verdiende.
De heer Mabelis verzwakt zijn positie door te erken
nen, dat de school er eerlang toch zal moeten komen. De
heer Haaiman heeft zich ook in die richting uitgelaten.
Waarom zou men de school dan thans niet oprichten, nu
aan de wettelijke voorwaarden is voldaan en de bestaande
moeilijkheden toch wel erkend moeten worden?
De vraag is, of art. 3 van de wet-Marchant het toelaat
deze school te bouwen. Door den Raad is in den afgeloopen
zomer, vóór de inwerkingtreding dier wet, zonder tegenweer
en bezwaar besloten medewerking te verleenen tot de
stichting van de school. De Raad voelde dus toen, dat voor
ziening noodig was. Sindsdien is in den toestand geen wijzi
ging gekomen: de overvolle school aan den Oranjesingel en
de toenemende bevolking van het Belcrumkwartier maken
het oprichten van de school noodzakelijk. Daarbij komt de
afgescheiden ligging van dit stadsdeel. Dit is een belangrijke
reden, die voor toepassing van de uitzondering van art. 3
doet pleiten. Het is redelijk, dat de school er komt. Artikel
3 is juist voor een geval als dit geschreven.
Rest nog de vraag, of men de zaak zóó scherp moet stel
len, dat men ze laat afstuiten op het financieel bezwaar. Spr.
gelooft niet, dat de financieele toestand der Gemeente van
dien aard is, dat men dit moet tegenhouden.
De heer MABELIS meent dit voorstel werkelijk naar rede
lijkheid te hebben beoordeeld; hij heeft het aan alle kanten
bekeken, doch is daarbij tot een andere conclusie gekomen
den Burgemeester en Wethouders. De getallen zijn nu een-