9 MAART 1934. 99 zich op te bezinnen, dat zij met blijvende toestanden te maken heeft en zich aan dien veranderden toestand aan te passen. Dat doet zij niet, door te trachten de haar ontbrekende middelen van de Overheid te verkrijgen. Dat doet zij wèl, door haar werkprogramma in overeenstemming te brengen met de middelen, waarover zij uit eigen krachten beschikt. Bezie ik nu de hier aan de orde zijnde aanvrage uit dezen gezichtshoek, dan ontbreekt vrijwel ieder gegeven ter beoor deeling. Het verzoek van de Vereeniging heb ik niet bij de stukken aangetroffen. Ik weet dus niet op welken grond zij meent gerechtigd te zijn een beroep op de publieke kas te doen. Het is mij niet bekend, of deze vereeniging, ter dekking van haar gevreesd tekort, versobering in haar programma, met als gevolg vermindering van uitgaven, heeft aangebracht. Ik weet ook niet, of deze vereeniging meent alleen voor dit jaar een bijdrage noodig te hebben of dat dit moet worden beschouwd als een inleiding op een blijvende subsidie. Allemaal vragen, Mijnheer de Voorzitter, die toch van belang zijn bij de bepaling van ons standpunt ten deze. Voorshands kan ik niet deelen het enthousiasme, dat blij kens het prae-advies ten opzichte van deze jaarlijks terug- keerende sportgebeurtenis bij het college aanwezig is. Een eenigszins gevaarlijk argument lijkt mij de redeneering, dat de te verleenen subsidie wel gedekt wordt door de opbrengst van de vermakelijkheidsbelasting. Mijnheer de Voorzitter, zooals ik reeds opmerkte, is het te vreezen, dat meerdere vereenigingen met hun financiën in het gedrang zullen komen. Van een dergelijk argument zul len het College en de Raad nog pleizier kunnen beleven. Toegegeven kan worden, dat dit sportgebeuren een groot aantal bezoekers trekt en derhalve voordeel voor de stad oplevert. Maar hierbij mag niet worden over het hoofd gezien, dat blijkens de opbrengst van de vermakelijkheids belasting, de belangstelling en daarmede vanzelf de voor deden voor Breda afnemende zijn. Factoren, die bij het betreden van dezen weg wel mogen worden in rekening

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 99