2 FEBRUARI 1934.
9
tatie zullen komen. Ongeveer 6]/^ H.A. werd sindsdien voor
ƒ440.000.verkocht. Het grondbedrijf, dat in gezonden toe
stand verkeert, voldoet en zal meer en meer voldoen aan zijn
taak om tot een behoorlijke aan de stad aansluitende bebou
wing te geraken en deze te bevorderen. In de naaste toekomst
zullen de gronden aan den Wilhelminasingel daarvan moeten
doen blijken, terwijl de in nauw overleg met het Rijk aan
te brengen „rondweg die de Baronielaan zal kruisen, een
schoon stadsdeel in de richting van de Mastbosschen tot ont
wikkeling zal brengen. Aandacht zal zijn te wijden aan de
verbinding van die terreinen met de meer nabij het centrum
gelegen Boeimeerterreinen, waar de aanleg van een park om
de nieuwe zwemplaats „Het Ei" met voorgenomen sport
terreinen veel tot den aesthetischen groei en de aangename
bewoonbaarheid van onze stad kan bijdragen. Dat in deze
omgeving en elders de energie onzer bouwondernemers
ik denk hierbij ook aan het Passageplan reeds vruchtbaar
werkt, stemt hoopvol voor een doeltreffende en fraaie ont
plooiing der gemeente. Uiteraard stelt een en ander aan
bestrating en rioleering toenemende eischen. Daarnaast zal
overeenkomstig Uw onlangs genomen besluit bij wijze van
werkverschaffing het aantal verharde wegen uitgebreid wor
den, waardoor in een behoefte van minder dicht bebouwde
gebieden wordt voorzien.
Opnieuw zal zijn na te gaan of de financiën toelaten thans
de overdrukke Ginnekenstraat door een parallelweg ter zijde
te doen staan. Deze straat is, wat de verkeerseischen betreft,
inderdaad een wonde plek, hetgeen, zij het in mindere mate,
ook van den Ginnekenweg is te zeggen. Ook wordt de ver
binding der stadsdeelen over het Chasséterrein op eenigen
afstand van de Gevangenis urgenter nu de gronden aan den
Wilhelminasingel dit jaar wel nader tot hun exploitatie zullen
worden gebracht. Indien deze toch wel dringende aangelegen
heden vertraging ondervinden, dan is dit voor een deel aan
het langdurige noodzakelijke vooroverleg, doch vooral aan de
zorg voor ons budget te wijten, wijl wij als een onzer midde-