12 FEBRUARI 1935. 109 De heer MABELIS brengt in herinnering, dat de Raad indertijd uit zijn midden enkele leden naar de Commissie voor Georganiseerd Overleg heeft gezonden ten einde de personeelsaangelegenheden beter te kunnen beoordeelen. Spr. is zelf een van die afgevaardigden. Het heeft hem ten zeer ste bevreemd een ander afgevaardigde dit voorstel, dat, zoo als het hier ligt, is uitgegaan van de werklieden-organisaties en door de Commissie voor het Georganiseerd Overleg is aan vaard, hier te hooren bestrijden. Nu weet Spr. wel, dat de Raad ten slotte altijd nog vrij is om in dergelijke gevallen te doen wat hem goeddunkt, maar ten opzichte van bedoel den afgevaardigde van den Raad in voornoemde Commissie vraagt Spr. zich toch af: Waarvoor dient dan eigenlijk het georganiseerd overleg? De heer KROONE verklaart, uit den aard der zaak zelf niet te weten, wat er in de Commissie voor het Georgani seerd Overleg is behandeld; hij heeft alleen vernomen, dat de zaak nog eens in de Commissie moest terugkomen, meer weet hij er niet van. De kwestie van de delegatie is voor Spr. echter de hoofdzaak in deze. De heer Van M i e r 1 o vindt het zoo bezwaarlijk voor den Raad om over de loonen der losse werklieden te disputeeren. Spr. zou den heer Van Mierlo willen vragen: Welke moeilijkheden heeft de Raad tot dusver met de vaststelling van die loonen gehad? Het antwoord daarop zal moeten luiden: Geen enkele. Spr. kan zich ten minste niet herinneren, dat er zich in de laatste tien jaren op dit gebied eenige moeilijkheid heeft voorgedaan. Hij kan zich dan ook niet vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, voor zoover dit de regeling van de loonen van het los personeel betreft. De heer VAN HOUTEN zegt, volstrekt niet de bedoeling te hebben gehad, onvriendelijk te willen zijn jegens het Col lege van Burgemeester en Wethouders. Hij heeft in eerste instantie alleen een vraag gesteld over den wachttijd bij de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 109