12 februari 1935. 115 gezonden waren; de raadsleden hadden ze dan op hun gemak kunnen bekijken. Spr. dringt derhalve er op aan, voor den vervolge dergelijke zaken rond te zenden. De VOORZITTER licht het standpunt van Burgemeester en Wethouders ten opzichte van de amendementen van den heer M a b e 1 i s nog met een enkel woord toe en vraagt hem, of hij onder deze omstandigheden van het tweede deel van zijn eerste amendement en van zijn daarmede verband hou dend tweede amendement wil afzien. De heer MABELIS heeft zich nog eens ernstig over de zaak beraden en verklaart van meening te zijn, dat met het aanvaarden van het eerste deel van zijn eerste amen dement door Burgemeester en Wethouders kan worden vol staan; hij gelooft, dat daarmede bereikt kan worden, wat met het tweede werd beoogd. Uit het voorafgaande blijkt im mers niet, wanneer de schatting van het inkomen heeft plaats gehad; in de practijk kan dus het schoolgeld altijd nog vermindering ondergaan. Spr. hoopt, dat Burgemeester en Wethouders de bepaling in dien geest zullen opvatten en indien kan worden aangetoond, dat het inkomen te hoog is geschat, nog aan het einde van het schooljaar het te veel betaalde schoolgeld zullen restitueeren. De voorgestelde ver hooging van de schoolgelden toch is zeer drukkend. Nu wreekt zich de fout, welke in den tijd van hoogconjunctuur is gemaakt, namelijk dat het schoolgeld toentertijd te laag ge steld is gebleven. Het tijdstip voor verhooging daarvan is nu zeer ongunstig. Spr. dringt er daarom bij Burgemeester en Wethouders op aan, in deze zooveel mogelijk soepelheid te betrachten. De VOORZITTER gelooft, dat het maar het beste is, den heer M a b e 1 i s zijn illusie te laten behouden, dat zijn opvatting de juiste is, al wil Spr. dit niet direct beamen; het zal te zijner tijd worden nagegaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 115