12 FEBRUARI 1935. 123 ,,3. Onverminderd de bepaling van het vorig lid wordt, „indien en zoolang de weduwe te zamen met de weezen, of ,,de weezen alleen, van een overleden wethouder, die inge volge deze verordening recht hebben op pensioen, een ander „pensioen uit een openbare betrekking genieten of gaan ge- „nieten, het gezinspensioen ingevolge deze verordening „slechts uitgekeerd tot een bedrag dat te zamen met het „andere pensioen 80% van de jaarwedde, in lid 1 bedoeld, „niet overschrijdt. „4. Indien en zoolang een weduwe van een overleden „wethouder zelf het wethouderschap in de gemeente Breda „bekleedt, wordt geen gezinspensioen ingevolge deze ver ordening uitgekeerd. „5. Overigens zijn ten aanzien van het gezinspensioen en „dit artikel de leden 2, 3 en 4 van artikel 5 dezer verordening „van overeenkomstige toepassing. „6. Dit artikel verstaat onder gezinspensioen het geza menlijk bedrag aan weduwen-en weezenpensioen of aan wee- „zenpensioen voor de weduwen en/ of de weezen, die tot het „gezin van den wethouder behoorden. „Het vierde lid van dit artikel is nieuw toegevoegd in ver- „band met een eisch door Gedeputeerde Staten elders gesteld, „n.l. dat er aan de verordening een bepaling ware toe te „voegen, dat het gezinspensioen wordt geschorst, indien en „voor zoolang de gepensionneerde weduwe van een wethou- „der zelve het wethouderschap bekleedt. Deze toevoeging is, „voor zooveel 't weduwenpensioen betreft, geheel overbodig, „daar artikel 100, derde lid der Gemeentewet dat reeds „regelt. Voor zooveel het weezenpensioen betreft, kan geree- „delijk worden toegegeven, dat zoolang de weduwe zelf wet houder is, een pensioen voor haar kinderen niet noodza- „kelijk behoeft te heeten. De Commissie stelt U derhalve voor „ook het vierde lid van bovenstaand artikel in de verordening „op te nemen. „Overigens hebben Gedeputeerde Staten opnieuw bezwaar „gemaakt tegen artikel 19 der verordening.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 123