126 12 FEBRUARI 1935.
artikel 8, alsmede dat tegen artikel 11, daar de Commissie
nu zelf voorstelt, het maximum-pensioen voor weduwen en
weezen gelijk aan mijn vroeger voorstel —"te brengen op
80 van de jaarwedde van den gewezen wethouder. Blijven
dus over mijn bezwaren tegen het thans voorgestelde artikel 2,
alinea 1 en 2, en wel op dezelfde gronden als door mij ont
wikkeld in voornoemde raadsvergadering. Ik wensch mij er
echter van te onthouden de toen naar voren gebrachte be
zwaren nu weer in den breede te herhalen en zal ook geen
poging wagen om daarin verandering te brengen, gezien den
uitslag van hetgeen ik vroeger in die richting heb onder
nomen. Ik wil dus volstaan met aanteekening in de notulen te
verzoeken, dat ik ook tegen het voorgestelde artikel 2 dezer
ontwerp-verordening ben.
Wordt overgegaan tot de artikelsgewijze be
handeling der ontwerp-verordening.
De artikelen 1 tot en met 18 worden zonder
eenige opmerking goedgekeurd en vastgesteld,
behoudens artikel 2, waarbij de heer Broos
aanteekening wenscht, dat hij daartegen is.
Artikel 19.
De VOORZITTER merkt op, dat een duidelijker redactie
van dit artikel aan de hand kan worden gedaan, welke ma
terieel aan de zaak niets verandert, doch waardoor de rech
ten van de gewezen wethouders duidelijker worden vastge
legd. Spr. stelt daarom voor, artikel 19 te doen luiden:
,,Deze verordening treedt in werking op den dag, waar-
„op zij wordt goedgekeurd en tegelijk vervalt de verordening
,,op dit stuk, vastgesteld bij raadsbesluit van den 2den Sep
tember 1927 (Gem. Blad no. 436).
„Gewezen wethouders, die bij het in werking treden van
„deze verordening in het genot zijn van wethouderspensioen