132
12 FEBRUARI 1935.
ter en Wethouders, resp. als bijlagen I, II en III achter het
verslag der begrootingsvergaderingen opgenomen, als
a.
van
het Burgerlijk Armbestuur
b
van
het Electriciteitsbedrijf
c.
van
het Grondbedrijf
d.
van
het Gasbedrijf
e.
van
het Waterleidingbedrijf
van
het Radiodistributiebedrijf
9-
van
het Veemarktbedrijf
h.
van
het Openbaar Slachthuis
i.
van
de Gemeente.
De VOORZITTER opent de algemeene beschouwingen.
De heer LOONEN houdt de volgende rede
Mijnheer de Voorzitter.
Wij staan vóór een verkiezingsjaar van den Gemeenteraad
en dit jaar wordt de vierjaarlijksche zittingsperiode van den
huidigen Raad beëindigd. Dit zouden redenen kunnen zijn,
om bij deze begrooting de politieke verhoudingen in dezen
Raad in den breede te bespreken. Wanneer ik daarvan af
zie, dan is dit omdat door de economische structuur-crisis
en de daarmede gepaard gaande groote werkloosheid de
werkzaamheden van den Raad beperkt zijn geworden en
het beslist, zonder het verleden te vergeten, beter is den
blik op de toekomst te richten.
Wat het verleden aangaat, wil ik mij bepalen tot de werk
zaamheden der Katholieke Raadsfractie, die door het be
noemen van de drie wethouders uit deze fractie, de verant
woording voor den gang van zaken grootendeels op zich
heeft genomen. Laat ik zeggen, dat onze fractie over het
beleid van het College van Burgemeester en Wethouders
tevreden is. Het geeft in dezen tijd van algemeen depressie
en steeds financieele zorgen niet zooveel voldoening de ge
meente te besturen dan in tijden van welvaart. Onze fractie