12 FEBRUARI 1935.
147
Tegen de salariskorting kan moeilijk redelijk bezwaar wor
den ingebracht. Een salarisherziening is in bewerking. Naar
aanleiding van wat Burgemeester en Wethouders daarover in
antwoord op het Centraal Rapport opmerken, zou ik het Col
lege in overweging willen geven toch in dezen tijd voorzichtig
te zijn met het aanbrengen van belangrijke wijzigingen in de
verhoudingen. Door het glad strijken van plooien kunnen zoo
makkelijk nieuwe plooien ontstaan. Het oogenblik lijkt mij
daarvoor niet gunstig.
Is zoo voor dit jaar een sluitende begrooting verkregen,
te verv/achten is, dat voor volgende jaren weer naar nieuwe
dekkingsmiddelen zal moeten worden uitgezien. Reeds de
nog gedurende 9 jaren elk jaar verminderende uitkeering
ingevolge de financieele verhoudingswet met rond ƒ17.000
zal daartoe nopen.
De informaties in het Centraal Rapport naar de verschil
lende mogelijkheden van inkomstenvermeerdering doelen daar
blijkbaar reeds op. Was het toch de bedoeling, dat enkele
van deze maatregelen reeds voor dit jaar effect zouden sor-
teeren, dan hadden concrete voorstellen, geen vragen ver
wacht mogen worden. Ik wil over een tweetal daarbij ge
noemde onderwerpen iets in het midden brengen.
Voor wat betreft de mogelijkheid van verhooging van de
straatbelasting, meen ik, dat, behalve de reeds door het Col
lege aangevoerde bezwaren, daartegen nog pleit het algemeen
streven om te komen tot huurverlaging van woningen. Ver
hooging van de straatbelasting kan daaraan niet bevorderlijk
zijn. Van de invoering van een bouwterreinbelasting, bij het
College reeds in overweging, kan de billijkheid niet worden
ontkend. Van bouwterreinen in de nabijheid der stad, kan niet
worden gezegd, dat de 20 opcenten op de vóór 1893 geschatte
belastbare opbrengst van de ongebouwde eigendommen, in
overeenstemming zijn met de waardevermeerdering, die die
belastbare opbrengst, door de nabijheid der stad en de door
haar uitgevoerde werken en genomen maatregelen, heeft
ondergaan. Dat echter tot 1932 slechts 10 gemeenten van