150 12 FEBRUARI 1935. vele andere, onafhankelijk van Regeeringsinmenging, met al de daarmede gepaard gaande narigheid, heeft gehouden. Een woord van lof komt daarvoor toe aan het College van Burgemeester en Wethouders, waarbij eveneens met voldoe ning mag worden vastgesteld, dat ook het College niet over gebrek aan medewerking van den Raad heeft te klagen. Vooral de laatste twee jaren heeft de Raad zich over het algemeen, een beperking in het naar voren brengen van wen- schen en verlangens opeglegd, in overeenstemming met den ernst van den tijd. Natuurlijk is ook hier, zooals bij alle men- schenwerk, een tekort. Maar over het algemeen mag worden gezegd, dat er is gedaan wat gedaan kon worden, al sluit dat niet in instemming met alle genomen besluiten. Mijnheer de Voorzitter. Ik behoef het zeker nog niet eens afzonderlijk te zeggen, dat het constateeren van een min dere verdeeldheid in den Raad, allerminst bedoeld het weg- redeneeren van de verschillen tusschen partijen. Men kan onder bepaalde omstandigheden of om bijzondere redenen over een bepaalde zaak tot overeenstemming komen of ze zonder veel verzet langs zich heen laten gaan, terwijl toch uitgangspunt en uiteindelijk doel ver uiteenliggen, zelfs dia metraal tegenover elkander staan. Mijnheer de Voorzitter. Wij leven in een veelbewogen tijd. Van den éénen kant stuurt men aan op het regiem van den sterken man, den dictator. Van den anderen kant stuurt men aan op de chaos, de dictatuur van de massa. Beide zijn voor ons even verwerpelijk, omdat zij in wezen dezelfde zijn. Omdat de een het Christendom, waarvan wij belijden, dat het niet alléén ons persoonlijk leven, maar ook het leven van Staat en Maatschappij moet doortrekken en dragen, wil terug dringen naar de binnenkamer; de ander, omdat het aanstuurt op totale uitbanning van alle Gods-idee, zooals wij nu reeds daarvan de schrikkelijke uitingen in Rusland zien. Beide in wezen even verwerpelijk, omdat zij beide één zelfde doel hebben, te weten; de totaal-staat, waaraan persoonlijk, ker kelijk en maatschappelijk leven ondergeschikt moet worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 150