12 FEBRUARI 1935.
151
gemaakt, waardoor natuurlijk alle persoonlijke vrijheid te
niet wordt gedaan. En om hun streven aannemelijk te ma
ken komen zij met allerlei beloften, waarvan ieder, die even
doordenkt, weet dat zij nooit vervuld zullen worden, omdat
niemand de middelen ervoor zal kunnen vinden maar die
in de harten en hoofden van de door de nooden van den tijd
zoo zwaar getroffenen, maar al te dikwijls een goed toebe
reiden voedingsbodem vinden.
Wij zijn er van overtuigd, dat alleen een sterk, in de sou-
vereiniteit Gods wortelend gezag, een sterke regeering met
een behoorlijken volksinvloed, door de parlementaire orga
nen, die beide 'n open oog en 'n geopend hart hebben voor
de nooden en behoeften van den tijd, bezield met den vasten
wil om ons volk door deze moeilijke tijden heen te helpen,
de beste waarborgen zijn voor een zich rustig, iedere kring
naar eigen aard, ontwikkelend volksbestaan.
Ook wij ,als Raad der Gemeente, zullen er tegen hebben
te waken, dat het parlementarisme niet mede door ons ver
der in discrediet wordt gebracht. De Raad blijve overheids-
bestuurs-orgaan. Hij hebbe een open oog en ontsloten hart
voor den te lenigen nood, voorzoover die taak hem is toe
vertrouwd. Hij vervulle geen enkele taak eenzijdig, maar
houde rekening met de behoeften van het geheele gemeen
telijke leven. Er blijve continuïteit in zijn besluiten en hij
wake nauwgezet tegen ontaarding, waarin allerlei groeps
belangen om den voorrang zouden strijden, zonder dat daarbij
de algemeene belangen domineeren zouden.
Dat doende, zal de Bredasche Raad, die, in zijn groote
meerderheid, voor zooveel aan hem staat, voor de Christelijke
levensbeginselen ruim baan wil maken in het gemeentelijk
leven, vruchtbaar werkzaam kunnen zijn ter beteugeling van
de ontbindende krachten, die allerwege opkomen, en mag
hij ook verwachten, onder Gods zegen, onze goede stad
Breda, op de best mogelijke wijze door deze benarde en veels
zins benauwde tijden heen te helpen.