160
13 FEBRUARI 1935.
geheele Raad het College van Burgemeester en Wethouders
wenscht te steunen. Spr. is daarvoor dankbaar. Het is echter
te begrijpen, dat dit niet beteekent, dat er geen wenschen
meer zouden zijn. Integendeel, ook naar Spr.'s oordeel is
er nog zeer veel, wat tot nog toe ongedaan bleef. Maar,
hoezeer dat ook altijd het geval zal blijven, toch mag dat
in dezen tijd zeker geen verwondering wekken. Men moet
thans roeien met de riemen, die men heeft. Het verstand
mag niet steeds toegeven aan wat het hart begeert. Ten
aanzien van Spr.'s beleid zijn bij de algemeene beschouwingen
in hoofdzaak drie kwesties naar voren gekomen, waaraan
Spr. zijn aandacht thans heeft te wijden.
In de eerste plaats is daar de salariskorting. Men heeft in
den Raad gevraagd naar een progressieve korting, in dien
zin, dat de hoogere salarissen sterker zullen worden gekort
dan de lagere. Op zich zelf is dat zeer onredelijk. Wie een
hooger salaris geniet, doet belangrijker of verantwoordelijker
werk, waardoor het hoogere salaris gerechtvaardigd wordt.
Het is al te eenvoudig, daarop de grootste korting toe te
passen. Het College wenscht in deze ook redelijk en billijk
te blijven. Het ligt in de bedoeling hier en daar mogelijke
plooien in de bestaande salarisregeling glad te strijken en
Burgemeester en Wethouders zullen niet schroomen, loonen
of salarissen, waarvan blijkt, dat zij door de pensioenaftrek
van 10°/o op een te laag peil zijn gekomen, ter verbetering
voor te dragen. Echter moet men rekening houden met de
normen, welke elders gelden en met die, welke van hooger
hand zijn vastgesteld. In de vergadering van het Georgani
seerd Overleg voor de Ambtenaren is de vraag gesteld, of zal
worden teruggegeven aan het personeel, wat bij het vast
stellen van de te maken nieuwe salarisregeling blijkt te
veel te zijn gekort. Spr. heeft zich daartegen verklaard,
tenzij men daarvan de consequentie aanvaardt en het per
soneel vanaf 1 Januari 1935 laat bijbetalen, wat aan de hand
van de nieuwe regeling te veel genoten is. Behalve de een
zijdige toepassing van den gevraagden maatregel acht Spr. het