166
13 FEBRUARI 1935.
in Breda vrijwel het maximum thans is bereikt. Toch zou
meer gedaan moeten worden, speciaal ten gunste van hen.
die door de ongunstige tijdsomstandigheden zoo zwaar zijn ge
troffen. De woorden van den heer L o o n e n, die ten deze
een beroep deed op allen, die nog wat voor hun mede-
menschen te missen hebben, zijn Spr. dan ook uit het hart
gegrepen.
De heer M a b e 1 i s sprak van een voorzichtig financieel
beleid. Inderdaad mag gezegd worden, dat ondanks zware
tegenvallers de financieele toestand van Breda nog volkomen
gezond is gebleven wij hebben nog geen staatshulp noodig,
de rentelast is verminderd, niet geheel ten onrechte heeft
de heer Mabelis dit op het credit van de Regeering ge
schreven; de laatste jaren is zoo min mogelijk voor nieuwe
werken geleend. Desondanks heeft het sluitend maken der
begrooting toch veel moeilijkheden opgeleverd. Naar Spr.
meent, zal dit helaas in de komende jaren ook wel zoo blijven,
tenzij de vaste lasten, als voor onderwijs, veiligheid, armen
zorg, onderhoudswerken en volksgezondheid aanmerkelijk
zouden verminderen, hetgeen evenwel niet te verwachten is.
Overigens beteekent vrijwel elke bezuiniging van eenige be-
teekenis, het uitbetalen van minder arbeidsloon, dus grooter
werkloosheid. Men draait dus mir. of meer in den vicieuzen
cirkel rond.
Spr. verwacht, dat de opbrengst van de belastingen in den
komenden tijd nog wel verder zal dalen. Het aanvankelijke
begrootingstekort werd in hoofdzaak veroorzaakt door terug
val van de belastingopbrengst, door de hooge kosten van
werkloozensteun en door de bekende regeeringsmaatregelen
(wijziging financieele verhouding en instelling werkloosheids-
subsidiefonds). Als dekkingsmiddelen voor dit tekort heeft
het College toen voorgesteld de invoering van huur van
watermeters, de herziening van de salarissen en verhooging
van de opcenten op de personeele belasting.
De heer G r u ij s heeft verklaard, alleen met de herziening
van de salarissen accoord te kunnen gaan. Men moet even-