13 FEBRUARI 1935. 171 De opmerking is gemaakt, dat dan ook degenen, die meer dan 3 verlaagd zullen worden, het te weinig gekorte moeten bijpassen. Afgezien van de bezwaren en moeilijk heden, welke aan zoo'n bijbetaling door de belanghebbenden verbonden zijn, acht Spr. dit argument van minder beteekenis dan het feit, dat in dezen tijd een salaris wordt gekort, dat niet voor korting in aanmerking komt. Spr. heeft alle reden om aan te nemen, dat het bedrag, waarop bij deze begrooting is gerekend, door de komende herziening van de loonen en salarissen ruimschoots zal worden verkregen, en stelt daarom voor, dat de Raad de tweede voorwaarde van de Commissie G O voor de Amb tenaren zal overnemen. De heer GRUIJS wil de opmerking, weergegeven in het Centraal Rapport, betreffende het heffen van een progres sieve korting nog even nader toelichten. Bedoeld is daar mede, van de loonen en salarissen beneden 4000.een korting te heffen oploopende tot 3 van de salarissen boven 4000.een oploopende hoogere korting, bijv. 5%, 7Y2%, 'l0%. Wat betreft de huurverlaging van gemeente- en vereeni- gingswoningen is Spr. wel voldoende ingelicht. Slechts kan hij niet nalaten te betwijfelen, dat verhooging van de straat belasting een verlaging van de huren ongunstig zou beïn vloeden. Uit de beschouwingen van Wethouder van M i e r 1 o heeft Spr. de conclusie getrokken, dat het College nog geenerlei stap deed bij het Werkfonds 1934 om in aanmerking te komen voor Rijkshulp bij de uitvoering van groote werken. Het door Spr. voorgestelde vernieuwingsplan voor de binnenstad wordt blijkbaar verkeerd begrepen. Bedoeld wordt niet een plan, dat binnen een bepaalden tijd zou moeten worden uitgevoerd, doch alleen een plan, dat als richtsnoer kan worden beschouwd bij het nemen van incidenteele be slissingen ten aanzien van de binnenstad. Spr. heeft den in-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 171