176 13 FEBRUARI 1935. der begrooting, het voorstel, op de salarissen en loonen een tijdelijke korting in te voeren van 3% vanaf 1 Januari 1935. In het Georganiseerd Overleg voor de ambtenaren blijkt echter de wensch te zijn naar voren gekomen, dat, wanneer bij de herziening van de salarissen en loonen zou blijken, dat er groepen van personeel zijn, waarvan de tijdelijke korting meer heeft bedragen, dan bij de nieuwe regeling wordt vast gesteld, zij het te veel ingehoudene zouden terug ontvangen. Daar nu Burgemeester en Wethouders een bepaald bedrag voor het sluitend maken der begrooting noodig hebben, zou zeker het gevolg hiervan zijn, dat degenen, die meer worden gekort volgens de nieuwe regeling dan 3%, deze meerdere korting vanaf 1 Januari zouden moeten bijbetalen. Dit is echter onaanvaardbaar, omdat ook voor dat personeel de uitgaven gebaseerd zijn op het tegenwoordige inkomen en de teruggang ineens dan veel te groot zou worden. Anderzijds is het voor den Raad wel zeer bezwaarlijk een voorstel te aanvaarden, waarvan men de gevolgen niet kan overzien. Waar ik anderzijds niet gaarne zou medewerken, aan het vaststellen van salarissen of loonen, die liggen beneden het peil van andere vergelijkbare plaatsen, zoo geloof ik toch, dat onder deze omstandigheden een tijdelijke korting van 3% wel aanvaardbaar is. De heer KROONE vraagt, wat men van plan is, als de restitutie, zooals door de ambtenaren gevraagd, wordt ver leend. Dat bedrag zal dan op andere wijze moeten worden gevonden. Door belastingverhooging Wethouder VAN MIERLO komt op tegen de bewering van den heer K o o ij m a n, als zou Spr. het G.O. hier in den Raad hebben afgebroken. Daarvoor is geen enkele reden. Spr. eerbiedigt de uitspraak, doch kan niet zoover gaan, dat hij tegen zijn overtuiging in alles zou willen slikken, wat ande ren voorstellen. In sommige gemeenten heerscht de opvatting,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 176