13 FEBRUARI 1935.
199
Wethouder BRANTJES is van meening, dat door de rede
van den heer K o o ij m a n niet het gasverbruik zal worden
bevorderd, maar het gebruik van petroleumtoestellen, dus
juist het tegengestelde van wat de voorsteller bedoelde.
Het mag als bekend worden verondersteld, dat in zeer
vele plaatsen van ons land het gasverbruik sterk afneemt. Dat
Breda daarbij nog gunstig afsteekt, had den heer Kooijman de
meening kunnen bijbrengen, dat de tarieven hier nog zoo
slecht niet zijn. En dat is inderdaad ook het geval. De tot nu
toe gevolgde tarievenpolitiek heeft uitstekende resultaten
gehad Het vastrecht-tarief heeft het gasverbruik belangrijk
opgevoerd zelfs in 1934 blijkt dit nog te zijn toegenomen.
Toegegeven moet echter worden, dat het gewone gasver
bruik eenigszins is afgenomen in 1934.
De heer K o o ij m a n vindt het zoo onbillijk, dat niet alle
vastrecht-afnemers voor eenzelfde aantal M® evenveel moeten
betalen. Spr. kan dat echter niet inzien.
Wie voorheen een betrekkelijk hoog gasverbruik had, deed
dit geenszins om de gasfabriek te bevoordeelen, doch alleen
om persoonlijke redenen. Daarom is er bij het vastrechttarief
uitgegaan van een voor ieder afzonderlijk vast te stellen
normaalverbruik, hetgeen dan berekend werd naar het ver
bruik over een voorafgaand vergelijkbaar tijdvak. Iedereen
krijgt nu het gas, dat hij boven dat normaalgebruik afneemt,
tegen eenzelfden lageren prijs. Hierin kan onmogelijk een on
billijkheid of onrechtvaardigheid zijn gelegen. Het vastrecht
systeem is alleen ingevoerd om dat méérverbruik te stimuleeren
en te bevorderen. Voor verandering van dit systeem acht het
College geen reden aanwezig.
Onbillijk werkt, naar Spr. meent, het systeem, dat in vele
andere gemeenten wordt gevolgd, waarbij het vastrechtbe
drag wordt gesteld op een, voor iedereen gelijk minimumver-
bruik. Hiervan profiteert de groote verbruiker sterk, omdat
hij ver boven het minimum uitkomt, terwijl de kleine man er
niet van profiteeren kan, omdat zijn gering verbruik het
minimum niet bereikt.