13 FEBRUARI 1935.
207
Spr. was er van overtuigd, dat zijn voorstel slechts enkele
stemmen zou behalen daarom heeft hij er van afgezien.
Bovendien kon hij niet bevroeden, dat de heer Van Hou-
t e n het zou verdedigen. Spr. blijft nog van meening, dat
zijn voorstel de voorkeur verdient boven dat van Burge
meester en Wethouders.
Daar het door den heer Van Houten is overgenomen,
zal hij het daarom bij een stemming steunen.
De heer VAN HOUTEN neemt gaarne aan, dat het
moeilijk is om met een halve cent te rekenen. Hij wil daarom
de door Wethouder B r a n t j e s bedoelde halve cent
naar beneden afronden. Het is best mogelijk, dat het ge-
wenschte bedrag dan toch bereikt wordt, hij weet dit echter
niet. Betreffende het bezwaar aan de volksgezondheid ont
leend, gelooft Spr., dat het wel gelijk zal blijven, of men op
het een of op het ander bezuinigt. Dat in het concessiege
bied der Waterleiding Ginneken nooit klachten zijn gerezen,
neemt hij gaarne aan gewoonte wordt immers een tweede
natuur. Spr. is er niettemin van overtuigd, dat, wanneer de
Raad besluit tot het heffen van ƒ1.— meterhuur per drie
maanden, de menschen ook niet best te spreken zullen zijn.
Het komt hem voor, dat zij liever iets meer voor het ver
bruik betalen, daar krijgt men ten minste wat voor. Spr.
handhaaft daarom zijn voorstel.
De heer LOONEN zegt, dat uit hetgeen door Wethou
der B r a n t j e s gezegd is voldoende is gebleken, dat het
de Gemeente om geld te doen is. Zijn bezwaar tegen het
voorstel van den heer Van Houten is tweeledig, t. w.
Ie. dat de menschen voor het water meer moeten beta
len en
2e. dat, als men bezuinigt, de Gemeente niet aan het be
cijferde en benoodigde bedrag komt.
Spr. zal daarom vóór het voorstel van Burgemeester en
Wethouders stemmen.