210 13 FEBRUARI 1935. vooraleer men voor de lijnen 3 en 4 de juiste selectiviteit had bereikt. Wethouder BRANTJES zegt, dat betreffende de pro gramma's van Rotterdam en Utrecht een onderzoek is ingesteld. Voorloopig moet hiervan worden afgezien om financieele redenen. Zou men n.l. daartoe overgaan, dan moet daarvoor een man in vasten dienst worden genomen. Deze weelde kan zich het bedrijf, dat nog in de kinder schoenen staat, niet veroorloven. Mogelijk dat in de toe komst daartoe kan worden besloten. Op het oogenblik is zulks, om de vermelde reden, niet gewenscht. Betreffende de tweede, door den heer Van Arendonk gestelde vraag, spijt het Spr., dat deze niet in het Centraal Rapport is gesteld. Het betreft hier een technische kwestie, die hij thans niet kan beantwoorden. Spr. zou daarvoor bij den dienst moeten informeeren. Wanneer hij den heer Van Arendonk één dezer dagen spreekt, hoopt hij hem het resultaat van zijn onder zoek te kunnen mededeelen. De heer VAN ARENDONK merkt op, dat hij een des betreffende vraag in het Centraal Rapport niet kon stellen, omdat de kwestie der selectiviteit zich voordeed, nadat dit rapport was verschenen. Wethouder BRANTJES beaamt zulks het spijt hem daarom deze opmerking te hebben gemaakt. Zonder verdere bedenkingen wordt deze be grooting daarop goedgekeurd en vastgesteld. VEEMARKTBEDRIJF. De heer COHEN zegt, dat hij met eenige angstvalligheid over dit bedrijf het woord zal voeren, omdat hij weet, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 210