214
13 FEBRUARI 1935.
is gedaan door den heer Ku ij laars. Spr. wil alleen
nog wijzen op de kapitaalsvernietiging, welke zou plaats heb
ben bij het opheffen dzr veemarkt. Men moet tegen de
7400.welke de Gemeente bijdraagt niet te zwaar opzien.
Bedacht moet worden, dat de veemarkt een nuttige beweging
beteekent voor de landbouwkringen. Het bestaan ervan
draagt er toe bij buurt en plaats als landbouwcentrum aan
trekkelijker te maken. Overigens herhaalt Spr. nog eens
wat hij het vorige jaar hieromtrent gezegd heeft.
De heer COHEN heeft voorzien, dat het door hem ge
zegde, niet in goede aarde zou vallen. Wat het drukke vreem-
delingenbezoek betreft, meent Spr. te mogen opmerken,
dat hieromtrent de heer K u ij 1 a a r s zichzelf niet zal
gelooven. Er komen wekelijks 50 koeien aan de markt. Als
men nu eens telt, dat elke koe drie belangstellenden trekt,
dan komt dit dus hierop neer, dat 150 personen de veemarkt
bezoeken. Men kan er nog eenige slagers en boeren bijtellen,
maar alles bij elkaar, mag men, volgens Spr., niet van
een druk bezoek gewagen. Men moet ook niet denken, dat
alle menschen, die op de veemarkt komen, naar de stad
gaan de boeren b. v. gaan zoo gauw mogelijk naar huis
en maken derhalve in de stad geen verteringen. Spr. zegt,
dat het best mogelijk is, dat door de opheffing van de vee
markt een paar zaken in den Belcrumpolder daarvan schade
zullen ondervinden, doch moet men daarvoor jaarlijks 1500.-
weggooien? Spr meent, dat nog een voordeel van 1500.-
kan worden geboekt, al zou men het geheele terrein rente
loos laten liggen. Het College dringt er op aan, geen onnoo-
dige uitgaven te doendaarom vraagt Spr., of deze uit
gaaf dan wèl noodig is.
Spr. kan begrijpen, waarom de heer K u ij 1 a a r s vóór
het behoud der veemarkt is. Niettemin heeft de heer K u ij -
laars in 1934 gezegd „Laten wij het nog eens een jaartje
aanzien.'' Spr. meent, dat men zoo blijft doorsukkelen
jaar in jaar uit is de veeaanvoer verminderd het laat zich
aanzien, dat over 4 jaren er nog maar drie koeien op de