13 FEBRUARI 1935.
215
markt zullen staan. En dan zal men eindelijk de veemarkt
opheffen.
Volgens Spr. worden er op de veemarkt geen zaken
gedaan. De man, die er geregeld met een kraam met land
bouwwerktuigen kwam, kon op het laatst het marktgeld
niet meer verdienen, waarom hij maar is weggebleven. Dit
wijst er naar Spr.'s meening op, dat er op de veemarkt toch
niet zoo'n groot vertier is en dat van een landbouwcentrum,
waarvan de Voorzitter gewaagde, geen sprake is.
Spr. hoopt, dat er een voorstel van Burgemeester en
Wethouders zal komen tot opheffing der veemarkt.
De heer MABELIS verklaart blij te zijn, dat de heer
Cohen het heeft opgenomen voor de opheffing der vee
markt. Spr. meent, dat de heer Cohen deze zaak
te zwaar inziet. Men is er allen van overtuigd, dat niet
van een bloeiend bedrijf kan worden gesproken er komt
misschien nog eens een tijd, dat de veemarkt wordt opge
heven. Naar zijn meening is die noodzakelijkheid er thans nog
niet. Trouwens, een groote schadepost is het bedrijf niet.
Wanneer de tijden normaal worden, bestaat de moge
lijkheid, dat de veemarkt opleeft. De veemarkt bestaat thans
en al kost ze per jaar eenige honderden guldens, zou het
naar Spr.'s meening onjuist zijn haar op te heffen. Boven
dien bestaat er geen gebrek aan grond; was dit het geval,
dan zou opheffing overwogen kunnen worden. Bedacht moet
ook worden, dat bij opheffing een wachtgeldregeling voor
het personeel moet worden gemaakt, waardoor het voordeel
in de eerste jaren al heel gering zou zijn. Spr. meent
daarom, dat er geen enkel financieel belang is, dat er voor
pleit, dit bedrijf den pas af te snijden.
De heer HOUBEN vraagt, of het niet mogelijk is om
de uitgaven te besnoeien. Hij ziet, dat er 1000.is geraamd
voor reclame. Spr. zou daarop willen bezuinigen.
De VOORZITTER zegt, dat deze post bezwaarlijk te
missen is, want dan zou men aan den kant van de baten,