13 FEBRUARI 1935. 219 bijwonen van commissievergaderingen geen bijzondere kosten zijn verbonden, noch daardoor inkomsten gederfd worden. Mijnheer de Voorzitter, dit argument is slechts gedeelte lijk juist. Een actief raadslid zal als commissielid zeer dikwijls tal van kleine offers brengen, die op zichzelf geen naam hebben, zooals vuur, licht, aanschaffing boekwerken, corres pondentie-kosten, zoo noodig reiskosten, telefoongesprekken, schadeposten in eigen zaken enz. Niet als algeheele ver goeding, maar als een tegemoetkoming in die uitgaven of derving van inkomsten is een presentiegeld voor commissie- vergaderingen (wat in het wezen der zaak beteekent voor commissie -werk zeer wel op zijn plaats. Er kan wel eens een raadslid zijn, dat, ter vergadering komende, zijn activiteit demonstreert door de mededeeling, dat de zaak, waarvoor hij werd opgeroepen, voor hem nog al de bekoring heeft van het nieuwe, maar zulke typen kan men redelijk toch niet als graadmeter aanleggen. Ik doe dan ook hierbij het voorstel in te stellen een presentiegeld voor het bijwonen van commissievergaderingen door raadsleden en dit presen tiegeld te stellen op 3.per vergadering. De heer MABELIS wil niet zeggen, dat het toekennen van presentiegeld voor het bijwonen van commissievergade ringen, in wezen onjuist is. Wel vindt hij die toekenning onjuist in dezen tijd, welke den Raad noopt steeds meer lasten op de burgerij te leggen. Door het voorstel van den heer Visser aan te nemen, zou men den schijn op zich kunnen laden, dat men toch wel voor zichzelf kan zorgen. Spr wil op dit oogenblik niet op het voorstel van den heer Visser ingaan. De heer PLEIJTE sluit zich aan bij de woorden van den heer Mabel i s. De heer KROONE wijst er op, dat de Raad het vorig jaar het presentiegeld heeft verlaagd Gedeputeerde Staten zijn toen verder gegaan dan de Raad. Spr. zegt, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 219