232 13 FEBRUARI 1935. waarop de heer Martens doelt en die blijkbaar in den smaak vallen van onontwikkelde menschen. In het afgeloopen jaar ziin inderdaad eenige stukken voor opvoering ongeschikt verklaard. Spr. meent, dat de heer Martens moest goedvinden, dat de overheid toezicht houdt. Daardoor zal men ook bij den heer Martens komen aandragen met betere stukken. De opmerkingen van den heer K r a ij zal Spr te bevoegder plaatse overbrengen. Hij wijst er echter op, dat er een geregeld toezicht op de bioscopen wordt gehouden. Dat wil nu niet zeggen, dat men daardoor ontslagen is van den plicht om te onderzoeken, of de bioscopen naar de eischen van den tijd zijn ingericht. Betreffende het colportageverbcd zegt Spr dat men het noodig gevonden heeft en niet speciaal met het oog op de geestverwanten van den heer Visser een rege ling te treffen. Dit is o. a. geschied voor den Beijerd daar voor heeft deze regeling haar nut. Iets anders is het, wanneer het betreft het huis aan huis afgeven van biljetten. Spr. is er van overtuigd, dat de menschen vaak stukken in de brievenbus vinden, welke zij er liever niet in zien. Hij her innert zich, dat bij hem in de bus een stuk is gestopt van neo-malthusiaansche strekking. Spr. gaat na in hoeverre het verspreiden van dergelijke drukwerken geoorloofd is. Een geval, waarbij het bezorgen huis aan huis is verboden, is hem niet bekend. De heer Cohen heeft over twee zaken gesproken, t. w. den fruitverkoop aan het politiebureau en den politiecursus. Het eerste is wel een zeer onschuldig feit, dat wordt uitge buit. De man in kwestie zou niet hebben mogen venten en het personeel zou de vrijheid hebben genomen er iets van te koopen. Men ziet niettemin alweer, dat men nimmer voor zichtig genoeg kan zijn. De geheele zaak kan ook charitatief zijn geweest, want de druiven schijnen aan den rand van verrotting te zijn geweest.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 232